Operation Manual
103
7
Veiligheid
C1_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende.
F Controleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
Rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
of
F Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Resetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist
is.
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10 km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.