Operation Manual
107
IV
A L G E M E N E F U N C T I E S -
A U D I O - I N S T E L L I N G E N
AAN/UIT
Druk, als het contact is ingescha-
keld (M-stand), op toets A om de
radio in of uit te schakelen.
Let op:
- Als het contact wordt uitgezet
terwijl de radio is ingeschakeld,
wordt deze automatisch inge-
schakeld zodra het contact weer
wordt aangezet. U hoeft dan niet
op toets A te drukken.
- Bovendien kunt u, nadat u het
contact hebt uitgezet, de auto-
radio opnieuw aanzetten zon-
der dat de sleutel in het contact
zit. Druk op toets A om de radio
weer aan te zetten. Na ongeveer
30 minuten wordt de radio uitge-
schakeld.
Antidiefstalsysteem
Deze autoradio is zo gecodeerd,
dat hij uitsluitend in uw auto werkt.
De radio is niet bruikbaar wanneer
deze in een ander auto wordt in-
gebouwd.
Let op:
Het antidiefstalsysteem werkt vol-
ledig automatisch; u hoeft dus zelf
niets te doen.
Geluidsbron selecteren
Druk op toets D om de radio, de
cd-speler (cd zit al in de speler en
radio staat aan) of de cd-wisselaar
als geluidsbron te selecteren.
Als een cd wordt ingevoerd, wordt
deze automatisch gelezen.
Let op:
De geselecteerde bron wordt op-
geslagen wanneer u de autoradio
uitschakelt.
Volume regelen
Draai aan knop A om het geluids-
volume harder of zachter te zetten.
U kunt het volume ook harder of
zachter zetten met de knoppen
1 rn 4 op het stuur.
Let op:
- Wanneer de radio na het uit-
schakelen weer wordt ingescha-
keld, is het geluidsvolume gelijk
aan dat bij het uitschakelen.
- Het geluidsvolume van uw auto-
radio wordt automatisch aange-
past aan de snelheid, indien de
functie “volumeaanpassing” is
ingeschakeld.
Het geluid tijdelijk uitschakelen
Druk op toets 5 op het stuur om
deze functie in te schakelen.
Het geluid wordt tijdelijk onderbro-
ken, ongeacht de ingeschakelde
geluidsbron.
Druk op een van de toetsen op
het stuur om het geluid weer in te
schakelen.
Het geluid regelen
Bij elke druk op toets F wordt de
in te stellen parameter weergege-
ven:.
Met toets K of N kunt u de instel-
lingen van de weergegeven func-
tie wijzigen.
Let op:
- Bij het selecteren van een ge-
luidssfeer worden automatisch
de lage en hoge tonen aange-
past. U kunt deze wijzigen.
Als u de oorspronkelijke instel-
lingen van de geluidssferen wilt
terughalen, zet u de lage en de
hoge tonen op nul.
- Loudness en, indien van toepas-
sing, de lage en de hoge tonen
zijn voor elke geluidsbron en
voor elke geluidssfeer afzonder-
lijk instelbaar.
-
Als u gedurende enkele seconden
niets met de autoradio doet, keert
deze terug naar het normale dis-
play.