Operation Manual

26
2626
IV
B
C
D
D
Bij het selecteren van een tevoren vastgelegd geluidseffect worden automatisch de lage en hoge tonen geregeld. Selecteer
als geluidseffect "geen" om de hoge en lage tonen zelf in te kunnen stellen.
De loudness, lage tonen en hoge tonen (indien beschikbaar) kunnen per geluidsbron worden ingesteld.
Het volume wordt afhankelijk van de snelheid van de auto automatisch gecorrigeerd, mits deze functie aanstaat.
Druk op toets SOURCE.
Draai de knop of druk op de bedieningen bij
het stuur
B
en
C
om het volume harder of
zachter te zetten.
Hoe kan ik het geluid tijdelijk onder-
breken?
Druk op de Muteknop
D
.
Het geluid van de audiobron wordt onder-
broken. De navigatie-instructies blijven
actief. Druk op een willekeurige toets op de
Navidrive of op het stuur om het geluid weer
aan te zetten.
Of
Druk op toets
D
voor het kiezen van:
vooraf ingestelde geluidseffecten
lage tonen,
hoge tonen,
loudness,
de balans voor/achter en links/rechts,
automatische correctie van het snelheids-
afhankelijke volume.
Draai aan de knop om de getoonde functie
in te stellen.
De gekozen instelling wordt automatisch
geactiveerd; u hoeft deze niet te beves-
tigen.
AU D I O
A L G E M E E N
HOE KIES IK EEN AUDIOBRON?
HOE STEL IK HET VOLUME IN?
HOE STEL IK HET GELUID IN?