Operation Manual
C
B
II
49
Sterkte van de dashboard-
verlichting
De dashboardverlichting gaat
branden zodra de koplampverlich-
ting wordt aangezet. Vervolgens
brandt de verlichting van:
- het instrumentenpaneel
- de displays
- de toerenteller
U kunt de lichtsterkte instellen met
behulp van het stelwieltje A of door
op B te drukken, tot de maximale
lichtsterkte is bereikt.
Door de knop los te laten en
opnieuw in te drukken kunt
u vervolgens de lichtsterkte
beperken tot het minimum.
Dark-toets
Na een eerste druk op de toets C
wordt alleen het bovenste deel
van het display verlicht.
Wanneer u een tweede keer op
de toets C drukt, wordt de functie
black-panel geactiveerd.
Black panel (koplampen branden)
Hiermee kunt u de weergave van bepaal-
de functies uitschakelen bij nachtrijden.
U kunt de functie black-panel op een van
de volgende wijzen inschakelen:
- door twee keer op de toets C te druk-
ken,
- door één keer op de toets D te druk-
ken, indien deze toets geprogram-
meerd is voor de functie black-panel.
Het instrumentenpaneel blijft de snel-
heidsmeter en de functies met betrek-
king tot de snelheidsregelaar en snel-
heidsbegrenzer, voor zover die gebruikt
worden, weergeven.
In geval van een waarschuwing of een wij-
ziging van de functies of instellingen, wordt
de functie black-panel onderbroken.
Programmeren van de toets D:
- houd de toets D even ingedrukt,
- kies vervolgens op het multifunctioneel
display de functie black-panel met be-
hulp van de pijltjestoetsen van uw au-
toradio/cd-speler of Navidrive. Beves-
tig uw keuze door op “OK” te drukken.
Let op: de regeling van de dashboard-
verlichting blijft mogelijk in de stand
black-panel.
I N S T R U M E N T E N P A N E E L