Operation Manual

B
D
E
C
A
II
54
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
en CONFIGUREREN
Aan/uitzetten van de
automatische werking
van de achterruitenwisser
bij schakelen in de
achteruitversnelling:
- Druk op A.
- Kies met behulp van B de icoon
“Persoonlijke instellingen-Confi-
guraties” en bevestig uw keuze
door op C te drukken.
- Kies het submenu voor de
instellingen van de auto. Bevestig
uw keuze door te drukken op C.
- Kies met B de functie
parkeerhulp. Bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Vink door te drukken op C de
achterruitenwisser aan of uit
om deze te activeren c.q. uit te
schakelen.
- Druk op “OK” op het display.
BOORDCOMPUTER
Kiezen van de af te leggen af-
stand met de boordcomputer:
- Druk op A.
- Kies met B de icoon van de
boordcomputer en bevestig uw
keuze door op C te drukken.
- Kies invoeren afstand met B en
bevestig uw keuze door op C te
drukken.
- Kies voor het instellen van de
afstand het cijfer, dat u wijzigt
met behulp van B. Bevestig uw
keuze door op C te drukken.
- Stel met B de waarde in en
bevestig uw keuze door op C te
drukken.
- Druk op “OK” op het display.
- Selecteer met B de icoon
“Persoonlijke instellingen-Confi-
guratie” en bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Kies vervolgens het submenu
voor de instellingen van de
auto. Bevestig uw keuze door te
drukken op C.
- Kies met B de verlichting en de
signalering. Bevestig uw keuze
door te drukken op C.
- Vink door te drukken op C de fol-
low-me-home verlichting aan of
uit om deze te activeren c.q. uit
te schakelen. Kies na activering
de duur: druk op C en kies met B
de duur en druk op C.
- Bevestig door op “OK” te
drukken op het display.
Voor het aan-of uitzetten van
de follow-me-home verlichting:
- Druk op A.
Activeren/uitschakelen van de
meedraaiende koplampen:
- Druk op A.
- Selecteer met B de icoon
“Persoonlijke instellingen-Confi-
guraties” en bevestig uw keuze
door op C te drukken.
- Kies vervolgens het submenu
voor de instellingen van de auto
en bevestig uw keuze door op C
te drukken.
- Kies met B de rijhulp en bevestig
uw keuze door op C te drukken.
- Vink door te drukken op C de
meedraaiende koplampen aan
of uit om deze te activeren c.q.
uit te schakelen.
- Druk op
“OK”
op het display.
Toegang tot het waarschuwin-
genjournaal van de
boordcomputer:
- druk op A.
- kies met B de icoon van de
boordcomputer en bevestig uw
keuze door te drukken op C.
- kies het waarschuwingenjour-
naal.
- wanneer de lijst verschijnt, kunt
u deze doorlopen met B.
- druk op D om terug te keren naar
de permanente weergave.
Voor toegang tot de staat van
de functies gaat u op dezelfde
wijze te werk.
M U L T I F U N C T I O N E E L D I S P L A Y
D i s p l a y C