Operation Manual
II
67
Het starten van de motor is
alleen mogelijk met de
schakelhendel in de stand P of
N.
Een veiligheidsvoorziening zorgt
ervoor dat het starten vanuit een
andere stand niet mogelijk is.
Als u de motor heeft gestart terwijl
de schakelhendel in de stand
P staat, moet u het rempedaal
intrappen om deze stand te
verlaten:
- zet de schakelhendel in de stand
D, R of M,
- gebruik D voor het inschakelen
van de automatische stand,
- gebruik R voor het schakelen in
de achteruitstand,
- gebruik M voor het inschakelen
van de handbediende stand.
Het schakelen van D (automa-
tische stand) naar M (handbedi-
ende stand) is op elk gewenst mo-
ment mogelijk.
Parkeerstand
- Schakel nooit in de stand N wanneer de auto rijdt.
- Schakel nooit in de stand P of R als de auto nog niet stilstaat.
Mocht u, terwijl de auto rijdt, per ongeluk in de stand N schakelen, laat
dan het gaspedaal los alvorens u een normale stand inschakelt.
Gebruik van de automatische versnellingsbak
Schakel in stand P om te voorkomen dat de stilstaande auto zich kan
verplaatsten. Wacht met het schakelen in deze stand tot de auto stilstaat.
In deze stand zijn de aangedreven wielen geblokkeerd. Zorg dat de
selectiehendel in de goede stand staat en trek de handrem aan.
Achteruitrijstand
Schakel uitsluitend in deze stand nadat u de auto met de voetrem tot
stilstand heeft gebracht. Om schokken te vermijden, is het aan te raden na
het schakelen niet meteen gas te geven.
Vrijstand
Schakel niet in deze stand als de auto nog rijdt - ook niet voor een korte
tijd.
A U T O M A T I S C H E V E R S N E L L I N G S B A K