Operation Manual

A
B
III
78
Handbediening (noodfunctie)
De portieren van de auto kunnen bij
een eventuele elektrische storing
handmatig vergrendeld worden
met behulp van de bediening B op
elk portier.
Steek, als het portier open is,
het uiteinde van de sleutel in de
uitsparing en draai de sleutel om.
Sluit het portier.
De normale werking van de
vergrendeling wordt vervolgens
hervat als de toets A wordt
ingedrukt, bij het gebruik van
de afstandsbediening of als het
linker portier met de sleutel wordt
geopend.
Vergeet niet dat het rijden met vergrendelde portieren
een belemmering kan vormen wanneer de inzittenden
door derden uit de auto gered moeten worden.
Automatische vergrendeling
Nadat u de motor heeft gestart,
worden de portieren en achterklep
automatisch vergrendeld zodra u
harder rijdt dan 10 km/uur.
Let op: na het openen van een
portier wordt dit automatisch
opnieuw vergrendeld zodra de
auto harder rijdt dan 10 km/uur.
Activeren / uitschakelen van de
functie
Druk na aanzetten van het
contact de toets voor de centrale
ontgrendeling in tot er een melding
verschijnt.
Vergrendelen van binnenuit
Wanneer alle portieren dicht zijn
en u op de toets A drukt, kunt u
de auto centraal vergrendelen of
ontgrendelen.
Het openen van de portieren van
binnenuit blijft mogelijk.
Indien een van de portieren niet of
niet goed gesloten is, vindt geen
centrale vergrendeling plaats.
Het controlelampje van de
bediening A signaleert een van de
volgende drie toestanden:
- Het knippert wanneer de open-
gaande delen vergrendeld zijn
bij stilstaande auto en afgezette
motor.
- Het brandt wanneer alle open-
gaande delen zijn vergrendeld
na aanzetten van het contact.
- Het gaat uit wanneer de open-
gaande delen niet vergrendeld
zijn.
N.b.: De bediening A is niet actief
wanneer de auto vergrendeld is
met de afstandsbediening of de
sleutel.
O P E N E N E N S L U I T E N