Operation Manual

III
82
1 - Instellen van de luchtverdeling
Ontwaseming - Ontdooiing voorruit en
voorportierruiten
- Zet de knoppen voor de regeling van de temperatuur 4
en de luchtstroom 3 in de maximumstand.
- Sluit de centrale ventilatieroosters.
- Zet de airconditioning aan door op 6 te drukken: het
lampje brandt.
N.b.: zorg ervoor dat u niet de stand voor recirculeren
van de interieurlucht gebruikt.
2 - Recirculeren interieurlucht
In deze stand is het interieur afgesloten van
van buiten afkomstige onaangename geuren
of rook. Wanneer u op de toets 2 drukt, wordt
de aanvoer van buitenlucht geweerd. Het
lampje brandt.
Zet zo snel mogelijk de ventilatie terug in een normale
stand zodat de lucht in het interieur weer ververst kan
worden en om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
Om de functie van het recirculeren van de interieurlucht
op te heffen drukt u opnieuw op de toets 2.
3 - Regeling van de aanjagersnelheid
De aanjager werkt alleen bij draaiende motor. Voor
een comfortabele atmosfeer in het interieur is het
raadzaam deze bediening niet in de stand 0 te laten
staan, maar minimaal in stand 1.
4 - Regeling van de temperatuur van de
aanjagerlucht
Bedieningspaneel
Ontwaseming - Ontdooiing.
Luchtstroom naar de voorruit en de
voorportierruiten.
Luchtstroom langs de voorruit en de
voorportierruiten en naar de voeten van de
inzittenden.
Luchtstroom naar de voeten van de voor-
en achterpassagiers.
Luchtstroom recht van voren.
U kunt de verdeling van de aangejaagde lucht naar
wens wijzigen door de luchtverdeelknop 1 in een
tussenstand te plaatsen.
V E N T I L A T I E - V E R W A R M I N G
H A N D B E D I E N D E A I R C O N D I T I O N I N G