Operation Manual
III
83
5 - Achterruitverwarming
De achterruitverwarming kan alleen werken bij draaiende motor.
Wanneer u op de toets 5 drukt, schakelt u de achterruitverwarming in, waarmee, afhankelijk van de
uitvoering, ook de spiegelverwarming in werking wordt gesteld. Het lampje brandt.
De achterruitverwarming dooft na verloop van tijd automatisch om een overmatig stroomverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruitverwarming ook zelf uitzetten door op de toets te drukken.
Wanneer u de achterruitverwarming weer wilt aanzetten, drukt u opnieuw op de toets.
Let op: als de motor vóór het einde van de werkingscyclus van de achterruitverwarming is uitgezet, dan wordt bij
de volgende keer dat de motor wordt gestart, de werking van de achterruitverwarming automatisch hervat.
6 - Airconditioning
De airconditioning werkt alleen wanneer de motor aanstaat. De bediening van de aanjager mag niet in de
stand 0 staan, omdat de aanvoer van gekoelde lucht anders geblokkeerd is.
Druk op de toets 6. Het lampje brandt.
De bediening van de aanjager 3 mag niet in de stand 0 staan, omdat de aanvoer van gekoelde lucht anders
geblokkeerd is.
Met de temperatuurknop 4 van de aanjager kunt u de gekoelde lucht regelen wanneer de functie 6 actief is.
V E N T I L A T I E - V E R W A R M I N G
H A N D B E D I E N D E A I R C O N D I T I O N I N G