Operation Manual

III
91
KINDERZITJES die bevestigd
worden met de autogordel
De volgende tabel, die conform de
Europese wetgeving is opgesteld
(Richtlijn 2000/3), toont per zitplaats
van de auto op welke manier er een
kinderzitje kan worden geplaatst
dat vastgezet kan worden met
de autogordel en dat “universeel”
gehomologeerd is voor één of
meer gewichtsklassen.
Raadpleeg voor de veiligste
installatiemogelijkheden voor
kinderen het deel “Gebruiks-
voorzorgen”, hoofdstuk “Veilig
vervoeren van kinderen” ach-
terin het boekje.
Houd u in alle gevallen stipt aan de montagevoorschriften
van de fabrikant van het kinderzitje.
U: Zitplaats geschikt voor de montage van zowel een universeel kinderzitje
met de rug in de rijrichting als een universeel kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting.
U(R): Plaats voor het monteren van een universeel kinderzitje dat al dan
niet met de rug in de rijrichting is geplaatst. De betreffende stoel
moet wel in de hoogste stand worden gezet.
(a) Als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u de frontale airbag aan passagierszijde
uitschakelen.
Raadpleeg, voordat het kind op de passagiersstoel rechtsvoor geïnstalleerd
wordt, wat de geldende wetgeving in het desbetreffende land is m.b.t. het
vervoeren van kinderen op deze zitplaats.
L-: De betreffende zitplaats is alleen geschikt voor de aangegeven
kinderen (afhankelijk van land van bestemming).
X: Plaats niet geschikt voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichts-
groep.
Plaats(en)
Gewicht van het kind
<10 kg < 13 kg
(groepen 0 et 0+)
9 - 18 kg
(groep 1)
15 - 25 kg
(groep 2)
22 - 36 kg
(groep 3)
Voorpas-
sagier (a)
Stoel zonder
hoogteverstelling
U U U U
Stoel met
hoogteverstelling
U(R) U(R) U(R) U(R)
Achterin, raamzijde U U U U
Achterin, midden L2 X L4 L4
K I N D E R B E V E S T I G I N G S M I D D E L E N