Operation Manual

27
I
C O N T R O L E T I J D E N S H E T R I J D E N
Airbags.
Dit lampje gaat branden in
het geval van een storing
in één van de airbags of de
pyrotechnische gordelspan-
ners.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep
of de motorkap is nog ge-
opend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan
10 km/h brandt dit lampje con-
stant, in combinatie met een ge-
luidssignaal.
Niet-vastgemaakte/losgemaakte
autogordels
Niet-vastgemaakte autogor-
del van de bestuurder:
- Het lampje brandt bij het aanzet-
ten van het contact en tussen
0 en 20 km/h als de bestuurder
zijn autogordel niet heeft vastge-
maakt.
- Boven 20 km/h gaat het lampje
gedurende 120 seconden knip-
peren, vergezeld van een ge-
luidssignaal. Vervolgens blijft het
lampje branden.
Niet-vastgemaakte autogordels van
de voor- en achterpassagiers:
- Bij het aanzetten van het contact
gaat het lampje branden als de
passagiers hun autogordel niet
hebben vastgemaakt.
Het lampje dooft bij draaiende mo-
tor, als de portieren gesloten zijn en
na 30 seconden.
- Als een autogordel wordt losge-
maakt, brandt het lampje tussen
0 en 20 km/h.
- Boven 20 km/h gaat het lampje ge-
durende ongeveer 120 seconden
knipperen, vergezeld van een ge-
luidssignaal.
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan
hoeveel kilometer u nog verwijderd
bent van het eerstvolgende onder-
houd volgens het onderhoudssche-
ma van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsindicator op basis van twee
parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds het laat-
ste onderhoud.