Operation Manual

119
IX
R I J D E N
Uitschakelen
Door het indrukken van het rem-
pedaal of het koppelingspedaal.
Door het indrukken van toets 3 .
Door ingrijpen van de systemen
ESP of ASR.
De snelheidsregelaar wordt uitge-
schakeld als de versnellingshendel
of de selectiehendel zich in de neu-
traalstand bevindt.
Bij al deze ingrepen verschijnt de
melding OFF op het display in het
instrumentenpaneel.
De kruissnelheid wordt hierbij niet
gewist en blijft zichtbaar op het in-
strumentenpaneel.
Opnieuw inschakelen
Door het oproepen van de op-
geslagen snelheid
Druk na het uitschakelen van
de snelheidsregelaar op toets
3. Het systeem versnelt of ver-
traagt de auto automatisch tot de
opgeslagen kruissnelheid, zoals
weergegeven bij A .
Als de opgeslagen kruissnelheid
hoger is dan de actuele snel-
heid, versnelt de auto vlot naar
de ingestelde snelheid.
Door het selecteren van de ac-
tuele snelheid
Druk op toets 2 of 4 zodra de ge-
wenste snelheid is bereikt. De mel-
ding OFF verdwijnt van het display
in het instrumentenpaneel.
Overschrijden van de
geprogrammeerde snelheid
Met ingeschakelde regelaar is het
altijd mogelijk, door het gaspedaal
te bedienen, de kruissnelheid te
overschrijden (bijvoorbeeld bij het
inhalen): de snelheidsaanduiding bij
A knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal los-
laat, vertraagt de auto weer tot de
opgeslagen kruissnelheid.
Uitschakelen
Door draaien van de kartelknop
1 van de stand REG naar de
stand 0 .
Bij het afzetten van de motor.
De eerder gekozen kruissnelheid
wordt niet opgeslagen.
Storing
Bij een storing verschijnt een mel-
ding op het instrumentenpaneel,
terwijl u een geluidssignaal hoort en
het SERVICE-lampje oplicht.
Laten controleren door het CITROËN
netwerk.
Als tijdens de snelheidsregeling
het systeem niet in staat is de
kruissnelheid aan te houden (steile
afdaling), gaat de snelheidsaan-
duiding knipperen. Pas zo nodig
uw tempo aan.
De snelheidsregelaar mag uitslui-
tend worden gebruikt als de rij-
omstandigheden een constante
snelheid toelaten.
Gebruik de regelaar niet in druk
verkeer, op heuvelachtig terrein,
op gladde wegen of onder andere
moeilijke rijomstandigheden.
De bestuurder moet oplettend blij-
ven en altijd de volledige controle
houden over de auto.
Aanbevolen wordt de voeten altijd in
de buurt van de pedalen te houden.
Voorkom dat de pedalen blokkeren:
- zorg dat de matten correct zijn
geplaatst,
- leg nooit verscheidene matten
over elkaar.