Operation Manual
29
I
C O N T R O L E T I J D E N S H E T R I J D E N
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
Motorolieniveaumeter
De onderhoudsindicator moet na
elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
zet het contact af,
druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt,
zet het contact aan; de kilome-
terteller begint terug te tellen,
laat de knop los als het display
"=0" aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan de
auto en wacht minimaal 5 minuten.
De motorolieniveaumeter geeft aan
of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens gedu-
rende enkele seconden het motoro-
lieniveau.
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding "OIL" knippert in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display, is het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijge-
vuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --" knippert,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het mo-
tortype van uw auto.
2 merktekens op de
peilstok:
- A = maxi; het olie-
niveau mag nooit
boven het niveau A
uitkomen,
- B = mini; als het olie-
niveau niet boven
het niveau B uitkomt,
moet het voor de
motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bij-
gevuld via de vuldop.
Het op 0 zetten van de onderhouds-
indicator zal anders niet worden op-
geslagen.