Operation Manual
153
XI
P R A K T I S C H E I N F O R M A T I E
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulp-
accu voor het starten van de motor
met behulp van startkabels.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich in de motor-
ruimte.
Toegang tot de accu:
open de motorkap met de hen-
del in het interieur en vervolgens
de veiligheidshaak aan de bui-
tenzijde,
bevestig de motorkapsteun,
verwijder de kunststof afdekkap
voor toegang tot de twee accu-
polen,
maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.
Laden met behulp van een
acculader
Maak de accupoolklemmen los.
Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van de acculader.
Sluit de accu weer aan, te begin-
nen met de (-) -pool.
Controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de
polen en klemmen.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Accu's bevatten schadelijke
stoffen, zoals zwavelzuur
en lood. Accu's moeten vol-
gens de wettelijke voorschriften
worden afgevoerd en mogen in
geen geval bij het huisvuil terecht-
komen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Sluit de rode kabel aan op de (+)
-
pool van de ontladen accu A en
vervolgens op de (+) -pool van
de hulpaccu B .
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) -pool van de hulpaccu B .
Stel de startmotor in werking en
laat de motor draaien.
Wacht tot de motor stationair
draait en neem dan de kabels los.