Operation Manual
46
III
C O M F O R T
Het is mogelijk dat bij het instap-
pen in de auto de interieurtem-
peratuur veel hoger of lager ligt
dan de gewenste temperatuur.
Toch heeft het in zo’n geval wei-
nig zin om de weergegeven tem-
peratuur te wijzigen om sneller
de gewenste temperatuur te be-
reiken. Het systeem zal namelijk
het temperatuurverschil automa-
tisch zo snel mogelijk opheffen.
Om te voorkomen dat bij het star-
ten van een koude motor te veel
koude lucht het interieur binnen-
stroomt, bereikt de aanjager pas
na enige tijd het maximale vermo-
gen.
Handmatige bediening van bepaal-
de functies
Het is mogelijk om handmatig elk
van de functies 4 , 6 en 7 te regelen.
De weergave "AUTO" verdwijnt dan
van het display.
Richting centrale
ventilatieroosters en
zijventilatieroosters .
Richting centrale
ventilatieroosters,
zijventilatieroosters
en de voeten van de
inzittenden.
Richting voeten van de
passagiers.
Richting voorruit,
voorportierruiten en
voeten passagiers.
Richting voorruit en
voorportierruiten.
4 - Airconditioning 6 - Instellen van de
luchtverdeling
5 - Recirculeren interieurlucht
Druk op de toets 4 om de
airconditioning uit te zetten.
Het symbool "A/C" dooft.
Om de airconditioning weer
aan te zetten, drukt u opnieuw op
de toets 4 . Het symbool "A/C" ver-
schijnt.
Wanneer u op de toets
5 drukt, wordt de aanvoer
van buitenlucht afgesloten
en verschijnt het bijbeho-
rende symbool op het display.
U kunt deze functie ook inschakelen
door op de corresponderende toets
op het stuurwiel te drukken.
Terwijl de andere instellingen behou-
den blijven, zorgt deze stand ervoor
dat stank of rook uit het interieur
wordt geweerd. Hef deze stand zo
snel mogelijk op zodat de lucht in het
interieur weer ververst wordt en de
ruiten onwasemd worden.
Om de recirculatie van de interieur-
lucht op te heffen drukt u opnieuw
op de toets 5 .
Door op de toets 6 te drukken
kunt u de luchtstroom van de
aanjager in de volgende stan-
den zetten (de corresponderen-
de pictogrammen verschijnen
op het multifunctionele display):