Operation Manual
61
IV
T O E G A N G T O T D E A U T O
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen
inbraak en diefstal. Het systeem
bestaat uit een omtrek- en een in-
terieurbeveiliging en is voorzien van
een anti-inbraakfunctie.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de
gaten.
Het alarm gaat af als iemand pro-
beert in te breken door een portier,
de achterklep of de motorkap te for-
ceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
bewegingen in het interieur worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iets of ie-
mand in de auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit
als u tijdens uw afwezigheid een ruit
een stukje open wilt laten of als er
een huisdier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand pro-
beert de kabels van de sirene, de
bedieningseenheid of de accu door
te knippen.
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden tot
storingen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de
auto.
Vergrendel de auto of schakel
de supervergrendeling in met de
vergrendelknop van de afstands-
bediening.
Het alarm is geactiveerd; het ver-
klikkerlampje van de knop A zal één
keer per seconde knipperen.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met de ont-
grendelknop van de afstandsbe-
diening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop A
gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
Zet het contact af.
Druk binnen 10 seconden op de
knop A tot het verklikkerlampje
blijft branden.
Verlaat de auto.
Vergrendel de auto of schakel
de supervergrendeling in met de
vergrendelknop van de afstands-
bediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop A zal één keer per se-
conde knipperen.
De interieurbeveiliging wordt uit-
sluitend uitgeschakeld als deze
procedure wordt uitgevoerd na het
afzetten van het contact.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
Ontgrendel de auto met de ont-
grendelknop van de afstandsbe-
diening.
Vergrendel de auto met de af-
standsbediening.
Het alarm wordt weer ingescha-
keld met twee beveiligingsniveaus;
het verklikkerlampje van de knop A
gaat uit.