Operation Manual
62
IV
T O E G A N G T O T D E A U T O
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de si-
rene in werking en knipperen de
richtingaanwijzers ongeveer dertig
seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de
omtrek- en interieurbeveiliging weer
actief.
Als het alarm 10 keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het bij de elfde
keer uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels
losneemt het alarm uit om te voor-
komen dat de sirene afgaat.
Storing afstandsbediening
Ontgrendel de auto met de sleu-
tel in het slot van het bestuur-
dersportier.
Open het portier; het alarm gaat af.
Zet het contact aan; het alarm
stopt.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
Vergrendel de auto of schakel
de supervergrendeling in met
de sleutel in het slot van het be-
stuurdersportier.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop A
gedurende 10 seconden blijft bran-
den, duidt dit op een storing in de
verbinding met de sirene.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk.
Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw
land is het volgende van toepas-
sing:
- het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de
afstandsbediening is vergren-
deld geactiveerd, ongeacht de
toestand van de portieren en de
achterklep.
- het alarm wordt 2 minuten nadat
het laatste portier of de achter-
klep is gesloten, geactiveerd.
Om het afgaan van het alarm
bij het openen van een portier
of de achterklep te voorkomen,
moet eerst op de ontgrendel-
knop van de afstandsbediening
worden gedrukt.