Operation Manual

74
Z I C H T
V
AUTOMATISCHE
VERSTELLING VAN DE
XENONKOPLAMPEN
Om verblinding van andere wegge-
bruikers te voorkomen corrigeert dit
systeem bij stilstaande auto auto-
matisch de hoogte van de lichtbun-
del van de xenonlampen, afhankelijk
van de belading van de auto.
In het geval van een
storing verschijnt dit
pictogram op het in-
strumentenpaneel, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Het systeem zet in dat geval de kop-
lampen in de lage stand.
Raak in het geval van een storing de
xenonlampen niet aan. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk.
KOPLAMPEN
Als het dimlicht of grootlicht is inge-
schakeld, zorgt deze functie ervoor
dat de lichtbundels de richting van
de weg volgen.
Deze functie, die uitsluitend aanwe-
zig is bij uitvoeringen met xenon-
lampen, zorgt voor een aanzienlijke
verbetering van het zicht in bochten.
met meedraaiende koplampen
zonder meedraaiende koplampen
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan wor-
den in- en uitgeschakeld
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele
display.
Storing
In het geval van een storing
knippert dit pictogram op het
display in combinatie met
een melding op het multi-
functionele display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt
of in de achteruitversnelling staat,
is deze functie uitgeschakeld.
De status van de functie blijft na
het afzetten van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Bij auto's met appèllichten wordt de
functie ingeschakeld als de licht-
schakelaar in de stand "AUTO"
of "Dim-/grootlicht" staat. In de
stand "0" wordt de functie niet in-
geschakeld.