Operation Manual

87
VII
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
* De regels voor het vervoeren van
kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg hiervoor de wetgeving
in uw land.
ALGEMENE INFORMATIE MET
BETREKKING TOT KINDERZITJES
Hoewel CITROËN bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft be-
steed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving
dienen kinderen jonger dan
12 jaar of kleiner dan 1,50 m
in gehomologeerde, aan het
lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheids-
gordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden
vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op
de achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
CITROËN beveelt u aan kinderen
op de achterzitplaatsen van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar.
BEVESTIGEN VAN EEN
KINDERZITJE MET EEN
DRIEPUNTS VEILIGHEIDSGORDEL
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de passa-
giersstoel voor wordt geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde
zijn uitgeschakeld. Anders kan het
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken .
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting op de pas-
sagiersstoel voor wordt geplaatst,
moet de stoel van de auto in de
middelste stand met de rugleuning
rechtop worden gezet en mag de
airbag aan passagierszijde niet
worden uitgeschakeld.
Middelste stand