Operation Manual

89
VII
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
PLAATSEN VAN KINDERZITJES DIE BEVESTIGD WORDEN MET DE AUTOGORDEL
De volgende tabel, die conform de Europese wetgeving is opgesteld, toont per zitplaats van de auto op welke manier
een kinderzitje kan worden geplaatst. Het betreft hier kinderzitjes die vastgezet kunnen worden met de autogordel en die
universeel (a) gehomologeerd zijn voor een bepaalde gewichtsgroep.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de autogordel bevestigd kan worden.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de zitplaats van de voorpassagier kan geen reiswieg worden bevestigd.
(c) Als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de zitplaats van de voorpassagier plaatst, moet u de frontairbag aan
passagierszijde uitschakelen.
Raadpleeg, voordat u uw kind in het kinderzitje op die plaats laat zitten, de wetgeving van uw land op dit punt.
U : Zitplaats geschikt voor de montage van zowel een universeel kinderzitje met de rug in de rijrichting als een universeel
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting.
L- : De betreffende zitplaats is alleen geschikt voor de aangegeven kinderzitjes (afhankelijk van land van bestemming).
X : Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtsgroep.
Houd u in alle gevallen stipt aan de montagevoorschriften van de fabrikant van het kinderzitje.
Plaats
Gewicht van het kind
< 10 kg < 13 kg
(groepen 0 (b) et 0+)
9 - 18 kg
(groep 1)
15 - 25 kg
(groep 2)
22 - 36 kg
(groep 3)
Zitplaats
voorpassagier (c)
zonder hoogteverstelling U U U U
Buitenste zitplaatsen achter U U U U
Middelste zitplaats achter L1 X L3 L3