Operation Manual
96
VIII
V E I L I G H E I D
DETECTIESYSTEEM TE
LAGE BANDENSPANNING
Elk ventiel is voorzien van een sen-
sor, die tijdens het rijden de ban-
denspanning controleert en een
waarschuwingssignaal uitzendt als
de bandenspanning te laag is (snel-
heid hoger dan 20 km/h).
Te lage bandenspanning
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de
waakzaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder niet door het
systeem kunnen worden vervangen.
Lekke band
Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumen-
tenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multi-
functionele display die aan-
geeft welke band(en) het
betreft.
Controleer zo snel mogelijk de ban-
denspanning. Dit dient te worden
uitgevoerd bij koude banden.
Het pictogram STOP ver-
schijnt op het instrumen-
tenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multi-
functionele display die
aangeeft welke band(en)
het betreft.
Stop onmiddellijk, maar vermijd ab-
rupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.
Vervang de beschadigde band (lek-
ke band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumen-
tenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display
die aangeeft van welk(e) wiel(en) de
bandenspanning niet meer gecontro-
leerd wordt; het kan ook duiden op
een storing in het systeem.
Laat het CITROËN-netwerk de
defecte sensor(en) controleren.
Alle reparaties aan een wiel dat
met dit systeem is uitgerust en
het vervangen van een band moe-
ten worden uitgevoerd door het
CITROËN-netwerk.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door
uw auto wordt gedetecteerd (voor-
beeld: montage van winterban-
den), dient het systeem door het
CITROËN-netwerk opnieuw geïni-
tialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning (zie de sticker op de
middenstijl in de opening van het
bestuurdersportier) nog regelma-
tig worden gecontroleerd. De ban-
denspanning heeft een belangrijke
invloed op het weggedrag van de
auto en de slijtage van de banden,
vooral onder zware rijomstandig-
heden (zware lading, hoge rijsnel-
heden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning kan tijdelijk worden
verstoord door radiogolven in het-
zelfde frequentiegebied.
Deze melding wordt ook weerge-
geven als één van de wielen niet
op de auto aanwezig is (bij repara-
tie) of als er één of meerdere wielen
zonder sensor op de auto worden
gemonteerd.
Het reservewiel is niet voorzien van
een sensor.