Operation Manual

V
101
ZICHT
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geac-
tiveerd op het moment dat u de ach-
teruitversnelling inschakelt, treedt
automatisch ook de ruitenwisser
achter in werking.
Programmeren
Deze functie kan wor-
den geactiveerd of
gedeactiveerd via het
con guratiemenu van
de auto.
Deze functie is stan-
daard geactiveerd.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
) Trek de ruitenwisserschakelaar
naar u toe. De ruitensproeiers
treden in werking, waarna enige
tijd de ruitenwissers worden in-
geschakeld om de ruit schoon te
wissen.
De koplampsproeiers worden al-
leen geactiveerd als de dimlichten
branden .
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automa-
tisch ingeschakeld als de sensor
achter de binnenspiegel regen de-
tecteert. De snelheid van de ruiten-
wissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Dit gebeurt handmatig door de hen-
del omlaag te duwen in de stand
"AUTO" .
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel kort omlaag te du-
wen.
Storing
In het geval van een storing in de
automatische werking van de ruiten-
wissers werken deze in de interval-
stand.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwali ceerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschake-
len van de automatische ruitenwis-
sers tot de voorruit ontdooid is om de
wisserbladen niet te beschadigen.
Inschakelen
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en ver-
volgens in de stand "0" om de rui-
tenwissers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display.