Operation Manual

VIII
127
VEILIGHEID
D
ETECTIESYSTEEM TE
L
AGE BANDENSPANNING
Elk ventiel is voorzien van een sen-
sor, die tijdens het rijden de banden-
spanning controleert en een waar-
schuwingssignaal uitzendt als de
bandenspanning te laag is (snelheid
hoger dan 20 km/h).
Te lage bandenspanning
Het detectiesysteem te lage bandenspanning
is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen in-
houdt dat de waakzaamheid en verantwoor-
delijkheid van de bestuurder niet door het
systeem kunnen worden vervangen.
Lekke band
Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumenten-
paneel in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele dis-
play die aangeeft welke band(en)
het betreft.
Controleer zo snel mogelijk de ban-
denspanning. Dit dient te worden
uitgevoerd bij koude banden.
Het pictogram STOP ver-
schijnt op het instrumenten-
paneel in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display die aan-
geeft welke band(en) het betreft.
Stop onmiddellijk, maar vermijd ab-
rupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.
Vervang de beschadigde band (lek-
ke band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumenten-
paneel in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display
die aangeeft van welk(e) wiel(en) de
bandenspanning niet meer gecontro-
leerd wordt; het kan ook duiden op
een storing in het systeem.
Laat het CITROËN-netwerk of een
gekwali ceerde werkplaats de de-
fecte sensor(en) controleren.
Alle reparaties aan een wiel dat
met dit systeem is uitgerust en
het vervangen van een band moe-
ten worden uitgevoerd door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwali ceerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door
uw auto wordt gedetecteerd (voor-
beeld: montage van winterban-
den), dient het systeem door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwali ceerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning (zie de sticker op de
middenstijl in de opening van het
bestuurdersportier) nog regelmatig
worden gecontroleerd. De banden-
spanning heeft een belangrijke in-
vloed op het weggedrag van de auto
en de slijtage van de banden, vooral
onder zware rijomstandigheden
(zware lading, hoge rijsnelheden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning kan tijdelijk worden
verstoord door radiogolven in het-
zelfde frequentiegebied.
Deze melding wordt ook weergege-
ven als een van de wielen niet op de
auto aanwezig is (bij reparatie) of als
er één of meer wielen zonder sensor
op de auto worden gemonteerd.
Het reservewiel is niet voorzien van
een sensor.