Operation Manual

IX
150
RIJDEN
Geautomatiseerde stand
) Plaats de selectiehen-
del in stand A .
Handbediende stand
) Trek aan ipper " + " om op te
schakelen.
) Trek aan ipper " - " om terug te
schakelen.
Controleer bij draaiende
motor alvorens weg te rij-
den aan de hand van het
schakelpatroonpaneel of
het instrumentenpaneel of de juiste
stand is ingeschakeld: R , A of M .
Verlaat de auto niet bij draaiende
motor terwijl de versnellingsbak in
stand R , A of M staat.
Werking in de
geautomatiseerde stand
) Plaats de selectie-
hendel in stand A .
Controlelampje A op
het instrumentenpaneel
gaat branden om de se-
lectie te bevestigen.
Achteruitversnelling
Om de achteruitversnelling te kunnen
inschakelen moet de auto stilstaan
en het rempedaal zijn ingetrapt.
) Plaats de selectiehen-
del in stand R .
Als op lage snelheid de achteruitver-
snelling wordt geselecteerd, knip-
pert het controlelampje N en wordt
automatisch de neutraalstand inge-
schakeld.
U kunt de achteruitversnelling ver-
volgens inschakelen door de selec-
tiehendel in stand N en vervolgens
in stand R te plaatsen.
Neutraalstand
) Plaats de selectiehen-
del in stand N .
Selecteer deze stand niet als de auto
rijdt, zelfs niet voor een moment.
) Plaats de selectiehen-
del in stand M .
De versnellingsbak werkt nu in de
geautomatiseerde stand, zonder dat
u zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak selecteert zelf
de versnelling die het best past bij
de volgende factoren:
- rijstijl,
- wegdek,
- optimaal brandstofverbruik.