Operation Manual

IX
165
RIJDEN
Opnieuw inschakelen
) Door het oproepen van de
opgeslagen snelheid
Druk na het uitschakelen van de
snelheidsregelaar op toets 3. Het
systeem versnelt of vertraagt de
auto automatisch tot de opgesla-
gen kruissnelheid, zoals weerge-
geven bij A .
Als de opgeslagen kruissnelheid
hoger is dan de actuele snel-
heid, versnelt de auto vlot naar
de ingestelde snelheid.
) Door het selecteren van de
actuele snelheid
Druk op toets 2 of 4 zodra de
gewenste snelheid is bereikt. De
melding OFF verdwijnt van het
display in het instrumentenpa-
neel.
Overschrijden van de
geprogrammeerde snelheid
Met ingeschakelde regelaar is het
altijd mogelijk, door het gaspedaal
te bedienen, de kruissnelheid te
overschrijden (bijvoorbeeld bij het
inhalen): de snelheidsaanduiding bij
A knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal los-
laat, vertraagt de auto weer tot de
opgeslagen kruissnelheid.
Als tijdens de snelheidsregeling
het systeem niet in staat is de
kruissnelheid aan te houden (steile
afdaling), gaat de snelheidsaan-
duiding knipperen. Pas zo nodig
uw tempo aan.
Uitschakelen
Storing
Bij een storing verschijnt een mel-
ding op het instrumentenpaneel,
terwijl u een geluidssignaal hoort en
het SERVICE-lampje oplicht.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwali ceerde werkplaats.
De snelheidsregelaar mag
uitsluitend worden gebruikt
als de rijomstandigheden
een constante snelheid toe-
laten.
Gebruik de regelaar niet in druk
verkeer, op heuvelachtig terrein,
op gladde wegen of onder andere
moeilijke rijomstandigheden.
De bestuurder moet oplettend blij-
ven en altijd de volledige controle
houden over de auto.
Aanbevolen wordt de voeten altijd in
de buurt van de pedalen te houden.
Voorkom dat de pedalen blokkeren:
- zorg dat de matten correct zijn
geplaatst,
- leg nooit verscheidene matten
over elkaar.
) Door het knopje 1 van de stand
REG in de stand 0 te draaien.
) Bij het afzetten van de motor.
De eerder gekozen kruissnel-
heid wordt niet opgeslagen.