Operation Manual

IX
169
RIJDEN
P
ARKEERHULP
Deze functie signaleert met behulp
van sensoren in de bumper obsta-
kels in de nabijheid van de auto
(personen, auto's, bomen, slagbo-
men, enz.) die binnen het detectie-
bereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pi-
onnen, enz.) die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden door
dode hoeken in het detectiebereik
mogelijk niet meer gedetecteerd als
ze zich vlak bij de auto bevinden.
Gra sche weergave
De gra sche weergave is een aan-
vulling op het geluidssignaal. Op
het multifunctionele display worden
blokjes weergegeven die het picto-
gram van de auto steeds dichter na-
deren. Als de auto het obstakel zeer
dicht genaderd is, verschijnt ook het
symbool "Gevaar" op het display.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onder-
broken geluidssignaal gewaarschuwd
bij het naderen van obstakels. De
frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het ob-
stakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssig-
naal via de luidspreker (rechts of links)
is te herkennen aan welke zijde van
de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en
het obstakel kleiner wordt dan dertig
centimeter, klinkt het geluidssignaal
ononderbroken.
Deze functie is een hulpsysteem:
de bestuurder dient altijd alert te
blijven en is zelf verantwoordelijk.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra
de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld. Hierbij klinkt een geluids-
signaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet
meer actief.