Operation Manual

XI
190
PRAKTISCHE INFORMATIE
E
EN LAMP VERVANGEN
De koplampunits zijn voor-
zien van glas van polycar-
bonaat met een speciale
vernislaag:
) reinig de koplampen nooit
met een droge of schurende
doek en gebruik geen oplos-
middelen,
) gebruik een spons met zeepwater,
) wanneer u met een hogedrukrei-
niger hardnekkig vuil probeert te
verwijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplam-
pen, de achterlichten en de ran-
den ervan gericht, om bescha-
diging van de vernislaag en de
afdichtrubbers te voorkomen.
) Raak de lamp niet met de vin-
gers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
Bij het vervangen van lampen moet
de verlichting minstens enkele mi-
nuten uitgeschakeld zijn (risico van
ernstige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelf-
de speci caties.
Verlichting vóór
1. Dimlicht (H7-55 W)
2. Grootlicht (H1-55 W)
3. Parkeerlicht (H6W-6 W)
Dagrijverlichting / parkeerlicht
(diodes)
4. Richtingaanwijzer (H21-21 W)
Uitvoering met halogeenlampen Uitvoering met xenonlampen en
meedraaiende koplampen
1. Bi-xenonlamp
(dimlicht/grootlicht)
2. Extra grootlicht (H7-55 W)
3. Parkeerlicht (H6W-6 W )
Dagrijverlichting/parkeerlicht
(LED's )
4. Richtingaanwijzer (H21-21 W)