Operation Manual

XI
205
PRAKTISCHE INFORMATIE
Voordat u de acculader aansluit
) Open de motorkap.
) Controleer of alle opengaande
carrosseriedelen (portieren, ach-
terklep, ...) gesloten zijn (maar
niet vergrendeld).
) Verzeker u ervan dat het contact
ten minste vier minuten is afgezet.
Opladen
) Neem de klem (+) los.
) Neem de gebruiksvoorschriften
van de fabrikant van de accula-
der in acht.
) Sluit de rode kabel van de lader
aan op de (+) klem van de accu
en sluit vervolgens de zwarte ka-
bel aan op de (-) klem.
) Neem als de accu is opgeladen
de kabels van de lader in de om-
gekeerde volgorde los.
Laad om explosie- en
brandgevaar te voorkomen
de accu alleen op in een
goed geventileerde ruimte en uit
de buurt van vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu
op te laden: laat de accu eerst
ontdooien om explosiegevaar te
voorkomen. Breng een accu nadat
deze bevroren is geweest bij het
CITROËN-netwerk of bij een ge-
kwali ceerde werkplaats die con-
troleert of de accu inwendig niet is
beschadigd en of er geen scheu-
ren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur
kan gaan lekken.
Opladen van de accu met
behulp van een acculader
Wanneer de accu van uw auto ont-
laden is geraakt of wanneer u de
auto voor een langere periode niet
gebruikt, kunt u een acculader op
de accu aansluiten om de accu op
te laden of te voorkomen dat deze
ontladen raakt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats
om de speci caties te weten van
acculaders die geschikt zijn voor de
accu van uw auto.
Als de auto langer dan een maand
niet wordt gebruikt, is het raad-
zaam de accu los te koppelen.
Resetten na het weer
aansluiten
Zet, nadat de accu weer is aange-
sloten, het contact aan en wacht
minimaal één minuut alvorens de
motor te starten: de elektronische
systemen van de auto worden in die
tijd gereset.
U moet zelf de volgende systemen
en gegevens resetten (raadpleeg
hiervoor de desbetreffende hoofd-
stukken):
- de sleutel met afstandsbediening,
- de sequentiële ruitbediening,
- het zonnescherm van het pano-
ramadak,
- de instellingen van het multifunc-
tionele display,
- de instellingen van de autoradio
of het ingebouwde navigatiesy-
steem.
Controleer of er na het aanzetten
van het contact geen foutmeldingen
worden weergegeven of waarschu-
wingslampjes blijven branden.
Mochten er zich na deze handelingen
kleine storingen blijven voordoen,
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats.