Operation Manual

28
IN EEN OOGOPSLAG
RI
J
DEN
Contactslot
S: Stuurslot
Beweeg, voor het ontgrendelen van
de stuurinrichting, het stuurwiel iets
en draai tegelijkertijd de sleutel om,
zonder kracht te zetten.
M: Contactstand
D: Starten
Laat de sleutel los zodra de motor
aanslaat. Bedien de startmotor niet
bij draaiende motor.
81
1. Selecteren / uitschakelen van de
snelheidsregelaar.
2. Snelheid instellen / verlagen van de
ingestelde snelheid.
3. Uitschakelen / opnieuw activeren
van de snelheidsregelaar.
4. Snelheid instellen / verhogen van
de ingestelde snelheid.
Voor het instellen van een snelheid of
het activeren van de functie dient de auto
te rijden met een snelheid van minimaal
40 km/h. Daarnaast moet bij een handbe-
diende versnellingsbak minimaal de vier-
de versnelling zijn ingeschakeld (bij een
EGS 6-versnellingsbak of een automati-
sche versnellingsbak moet minimaal de
tweede versnelling zijn ingeschakeld).
Snelheidsregelaar
164
1. Selecteren / uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Inschakelen / uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
4. Verhogen van de ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer
162