Operation Manual

I
33
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over
de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een
storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waar-
schuwingslampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer
uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u
gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in com-
binatie met een geluidssignaal en een melding op het multi-
functionele display.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbe-
treffende functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkhe-
den. Of het constant branden of knipperen van een ver-
klikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk van de
werkingsfase van de auto.
Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht permanent.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlicht permanent.
Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt.
Trek aan de lichtschakelaar om terug
te schakelen naar dimlicht.
Alarmknipperlichten
knippert, met
geluidssignaal.
De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het
dashboard is ingedrukt.
De richtingaanwijzers links en rechts
en de bijbehorende verklikkerlampjes
knipperen tegelijkertijd.