Operation Manual

I
43
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervaldicator
Motorolieniveaumeter
De onderhoudsintervalindicator
moet na elke onderhoudsbeurt op
0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
) zet het contact af,
) druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze inge-
drukt,
) zet het contact aan; de kilome-
terteller begint terug te tellen,
) laat de knop los als het display
"=0" aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
De motorolieniveaumeter geeft aan
of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsinterva-
lindicator weergegeven en vervol-
gens gedurende enkele seconden
het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor ten minste 30 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding "OIL" knippert in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijge-
vuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Een storing in de motorolieniveaume-
ter wordt aangegeven door het knip-
peren van de aanduiding "OIL --" .
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwali ceerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het mo-
tortype van uw auto.
2 merktekens op de
peilstok:
- A = maxi; het olie-
niveau mag nooit
boven het niveau A
uitkomen (kans op
motorschade),
- B = mini; als het
olieniveau niet bo-
ven het niveau B uit-
komt, moet het voor
de motor van uw
auto voorgeschre-
ven type motorolie
worden bijgevuld
via de vuldop.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan de
auto en wacht minimaal 5 minuten.
Het op 0 zetten van de onderhouds-
indicator zal anders niet worden op-
geslagen.