Operation Manual

III
58
COMFORT
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt alleen bij
draaiende motor.
A. BEDIENINGSPANEEL
BESTUURDERSZIJDE
1 - Regeling van de
aanjagersnelheid
De aanjager kan alleen worden in-
gesteld als de motor draait.
Druk om de luchttoevoer in te stellen
op schakelaar 1:
om de luchttoevoer te ver-
hogen,
om de luchttoevoer te ver-
lagen.
Het niveau van de luchttoevoer wordt
aangegeven doordat de schoepen
van de ventilator 1 één voor één
worden uitgevuld.
Als de luchttoevoer tot het minimum
wordt verlaagd, wordt de airconditio-
ning uitgeschakeld (OFF).
Voor een comfortabele temperatuur
mag deze toets niet langdurig in de
stand OFF blijven staan.
2 - Luchtverdeling
) Druk toets 2 in om de luchtver-
delingen één voor één op het
display weer te geven.
De gekozen luchtverdeling
wordt aangegeven door het
oplichten van de betreffende
pijltjes op het display 2 .
3 -
Regeling van de temperatuur
aan passagierszijde
) Druk toets 3 in om de tempera-
tuur van de luchttoevoer aan
passagierszijde individueel te
regelen. Het lampje dooft.
Als de voorpassagier de tempera-
tuur regelt, brandt het lampje.
4 - Luchtrecirculatie
Met deze toets wordt het interieur
afgesloten voor onaangenaam rui-
kende lucht of rook buiten de auto.
) Druk toets 4 in om de toevoer
van buitenlucht af te sluiten. Het
lampje gaat branden.
Deze stand moet zo snel mo-
gelijk weer worden verlaten om
verse lucht toe te laten in het
interieur en het beslaan van de
ruiten te voorkomen.
) Druk toets 4 opnieuw in het inte-
rieur te voorzien van verse lucht.
Het lampje gaat uit.
5 - Airconditioning
De aanjagerschakelaar (regeling
van de luchttoevoer) moet geacti-
veerd zijn om de airconditioning te
kunnen inschakelen.
) Druk toets 5 in. Het lampje gaat
branden.
Voor een optimale werking van
de airconditioning moeten de rui-
ten gesloten zijn.
Als uw auto niet met airconditioning
is uitgerust, beschikt deze over het-
zelfde bedieningspaneel, met uit-
zondering van toets A/C .