Operation Manual

151
4
Rijden
Weer
g
ave op het instrumentenpaneel
N
.
Neutral
(
neutraalstand
)
.
R
.
Reverse
(
achteruitversnellin
g)
.
M.
(g
evol
g
d door het nummer van de
i
n
g
eschakelde versnellin
g)
Handmati
g
e
bedienin
g
.
AUTO of A
.
Automatische bedienin
g
.
De aanduidin
g
N
op het displa
y
knippert in
c
ombinatie met een
g
eluidssi
g
naal en een
meldin
g
als u de motor probeert te starten
z
o
n
de
r
da
t
de
se
l
ec
ti
e
h
e
n
de
l in
de
s
t
a
n
d
N
s
t
aa
t.
Starten van de auto
)
Se
l
ec
t
ee
r
de
s
t
a
n
d
N
.
)
H
ou
d
h
et rempe
d
aa
l
i
ngetrapt.
)
S
tart de motor.
Op het displa
y
van het
i
nstrumentenpanee
l
versc
hij
nt
d
e
aan
d
u
idi
n
g
N
.
)
S
electeer de automatische bedienin
g
(
stand
A
), de sequentiƫle bediening (stand
A
M
)
o
f
de achteruitversnellin
g
(
stand
R
).
R
)
Zet de parkeerrem met de hendel vri
j
als
de
z
e
ni
e
t
au
t
o
m
a
ti
sc
h w
o
r
d
t
bed
i
e
n
d
.
)
Laat het rempedaal
g
eleideli
j
k los.
)
Als de parkeerrem is vri
jg
ezet, zet de auto
z
i
c
h
di
rect
i
n
b
ewe
gi
n
g
.
Al
s
d
e par
k
eerrem
i
s aan
g
etro
kk
en en
de automatische bedienin
g
s
f
unctie is
geactiveerd, trap dan geleidelijk het
g
aspedaal in.
O
p het instrumentenpaneel worden
de aanduidin
g
en
A
o
f AUT
O
e
n
1
,
1
o
f
R
weer
g
e
g
even.
Als bi
j
het starten van de
motor het rempedaal niet
wordt in
g
etrapt, brandt op het
i
nstrumentenpanee
l
h
et p
i
cto
g
ram
V
oet
op het rempedaal in
co
m
b
in
a
ti
e
m
e
t
e
en
g
eluidssi
g
naal en een meldin
g
.