Operation Manual

159
4
Rijden
C4-Picasso-II_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2. Toets voor het verlagen van de waarde.
3. Toets voor het verhogen van de waarde.
4. Toets voor het inschakelen/onderbreken
van de snelheidsbegrenzing.
5. Toets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van snelheden"
voor meer informatie over het overzicht van de
opgeslagen snelheden.