Operation Manual

166
Rijden
C4-Picasso-II_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld: daarbij moet de
wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h
liggen en:
- minimaal de vierde versnelling zijn
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
- in de handbediende stand van de
elektronisch gestuurde of automatische
versnellingsbak de tweede versnelling zijn
ingeschakeld,
- of de stand A bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of de stand D
bij een automatische versnellingsbak zijn
ingeschakeld.
Algemeen
De werking van de actieve snelheidsregelaar
kan met de toets of automatisch worden
onderbroken:
- door het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
- om veiligheidsredenen bij een ingreep van
het ESC-systeem,
- als de elektrische parkeerrem wordt
bediend,
- als een grenswaarde voor de afstand in tijd
tot de voorligger wordt bereikt (berekend
op basis van het snelheidsverschil tussen
uw auto en uw voorligger en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger),
- als de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
- als de snelheid van uw voorligger te laag is,
- als de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen
en zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de
pedalen.
Als de ingestelde snelheid hoger
is dan 150 km/h, gaat het systeem
over op de werking van de normale
snelheidsregelaar (er verschijnt een
melding op het instrumentenpaneel).
Als het contact wordt afgezet, wordt de
ingestelde waarde voor de afstand in
tijd tot de voorligger in het geheugen
opgeslagen.