Operation Manual
157
4
Rijden
C4-Picasso-II_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen / onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5. Weergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Om de snelheidsbegrenzer te kunnen
inschakelen moet de ingestelde snelheid
minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van snelheden"
voor meer informatie over het overzicht van de
opgeslagen snelheden.