Operation Manual
123
Rijden
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
F Stel de snelheid in door op de toets 2 of
3 te drukken (bijv.: 90 km/h).
Programmeren
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
F Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4.
F Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets
4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).
F Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed is bevestigd,
- gebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het
display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.