Operation Manual
DS3_nl_Chap10_info-pratiques_ed01-2014
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine), 46 liter (diesel) of 33 liter (LPG); (Afhankelijk van de uitvoering: ongeveer 30 liter
(benzine of diesel)).
Waarschuwing brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
tankklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam minimaal 7 liter
brandstof te tanken.
Zolang de brandstoftankdop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de
dop worden verwijderd.
Bij het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is normaal en komt doordat de
afdichting van het brandstofcircuit een
onderdruk veroorzaakt.
Veilig tanken:
F zet altijd de motor af,
F open de brandstoftankklep,
F steek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom,
F verwijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van de klep,
F u kunt de auto aftanken, maar laat het
vulpistool nooit meer dan 3 keer
afslaan. Indien dit wel gebeurt, kunnen er
storingen optreden.
Na het tanken:
F breng de dop aan,
F draai de sleutel naar rechts en verwijder
deze vervolgens uit de dop,
F sluit de brandstoftankklep.
Als dit controlelampje gaat branden,
is het minimale niveau in de
brandstoftank bereikt. Op het moment
dat het lampje gaat branden, bevindt zich nog
ongeveer 5 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt.
Raadpleeg indien u strandt met een lege tank
(Diesel) het hoofdstuk "Controles-Niveaus".
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.