Operation Manual

DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk in om
de luchtstroom te verdelen naar:
- de voorruit en zijruiten
(ontwasemen of ontdooien).
- de voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de ventilatieroosters en de beenruimte,
- de ventilatieroosters.
Het is raadzaam om niet langdurig
met uitgeschakelde airconditioning
te rijden (kans op beslagen ruiten en
verminderde luchtkwaliteit).
De luchtopbrengst kan vergroot worden
door op de toets met de ventilator
met gevulde schoepen” te drukken.
7. Regeling luchtopbrengst
Het symbool van de luchtopbrengst, de
ventilator, wordt afhankelijk van de ingestelde
waarde geleidelijk voller.
Druk op de toets met de
“ventilator met lege schoepen”
om de luchtopbrengst te verminderen.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets met de “ventilator met
lege schoepen” van de luchtopbrengst 7 tot
het symbool van de ventilator verdwenen is.
Hierdoor worden alle functies van het systeem
uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Een zwakke luchtstroom,
veroorzaakt door de verplaatsing van de auto,
blijft voelbaar.
Druk nogmaals op de toets met de
“ventilator met gevulde schoepen” van
de luchtopbrengst 7 of op “AUTO om het
systeem weer met de laatstingestelde waarden
in te schakelen.