Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk: een voor u op maat gemaakte pagina. Als de rubriek "MyCitroën" op de website van het merk voor uw land niet beschikbaar is, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres inzien: http://service.citroen.
Wij maken u attent op het volgende: Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Citroën voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Symbolen veiligheidswaarschuwing 24 IN EEN OOGOPSLAG 001 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN ECO-RIJDEN 28 32 aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu 308 ZOEKEN OP AFBEELDING verwijzing naar aangegeven pagina 312 TREFWOORDENREGISTER 42 46 48 Instrumentenpanelen Controle- en waarschuwingslampjes Meters Regelknoppen Boordcomputer
002 MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS 003 COMFORT 004 TOEGANG TOT DE AUTO 005 ZICHT 54 57 61 66 68 69 90 108 113 113 114 118 119 119 Monochroom display A Monochroom display C Kleurendisplay 16x9 (MyWay) 73 76 77 79 84 85 86 Ventilatie Verwarming Handbediende airconditioning Automatische airconditioning Ontwaseming - Ontdooiing achterruit Parfumeur Voorstoelen Achterbank Stuurwielverstelling Spiegels Sleutel met afstandsbediening 96 Ruitbediening 98 Portieren 101 Achterklep 102 Brandstoftank 104 Vulpistoo
006 VOORZIENINGEN 007 VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN 008 VEILIGHEID 009 RIJDEN 122 Voorzieningen interieur 126 Voorzieningen bagageruimte 130 Kinderzitjes 136 ISOFIX-kinderzitjes 142 142 143 143 158 Parkeerrem 159 Handgeschakelde 6-versnellingsbak 160 Opschakelindicator 161 EGS-versnellingsbak 166 Automatische versnellingsbak 170 Stop & Start-systeem 173 Hill Start Assist 174 Snelheidsbegrenzer 176 Snelheidsregelaar 178 Parkeerhulp achter 144 145 147 150 Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon
010 ONDERHOUD 011 PRAKTISCHE INFORMATIE 012 TECHNISCHE GEGEVENS 013 AUDIO en DATACOMMUNICATIE 183 184 185 186 187 190 194 200 207 214 221 223 224 225 227 229 230 234 236 238 239 240 241 242 244 249 Urgence-oproep of Assistance-oproep 251 MyWay 283 Autoradio Motorkap Brandstoftank leeg (diesel) Benzinemotoren Dieselmotoren Niveaus controleren Controles Bandenreparatieset Wiel verwisselen Een lamp vervangen Zekeringen vervangen Accu Eco-modus Wisserbladen vervangen Slepen van uw auto Trekken van een
In één oogopslag In één oogopslag In dit hoofdstuk worden - bij wijze van handige eerste kennismaking - de belangrijkste voorzieningen in deze auto gepresenteerd.
Buitenzijde Stop & Start-systeem Dit systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als de auto stilstaat (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch weer gesta (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het Stop & Start-systeem zorg voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffe en een lager geluidsniveau in het interieur tijdens het wachten.
Eerste kennismaking Openen Sleutel met afstandsbediening Brandstoftank A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendelen van de auto. 1. 2. 90 Overige beschikbare functies... C. Vergrendelen van de auto. Lokaliseren van de auto. Motorkap Openen van de brandstoftankklep. Openen en bevestigen van de brandstoftankdop. Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine), ongeveer 46 liter (diesel), (afhankelijk van de uitvoering: ongeveer 30 liter (benzine of diesel)). 102, 104 A.
Interieur Opschakelindicator Dit systeem is aanwezig in combinatie met een handgeschakelde versnellingsbak en adviseert u op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. Parfumeur De in het ventilatiesysteem opgenomen parfumeur zorgt voor de verspreiding van een aangename geur (naar keuze) in het gehele interieur. 77 Automatische airconditioning Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning op een bepaald comfortniveau in te stellen.
11 Eerste kennismaking Cockpit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. Koplampverstelling. Hendel stuurwielverstelling. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel. Airbag bestuurder. Claxon. Versnellingspook. 12V-aansluiting. USB-/Jack-aansluitingen. Schakelaar stoelverwarming. Hendel motorkapontgrendeling. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. Zekeringkast. Schakelaar Stop & Start-systeem.
Cockpit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Contact-/stuurslot. Stuurkolomschakelaar autoradio. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer. Parfumeur. Schakelaar centrale vergrendeling. Multifunctioneel display. Schakelaar alarmknipperlichten. Middelste verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters. Zonnesensor. Middelste luidspreker hifi-audiosysteem. Airbag passagier. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster. Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag.
13 Eerste kennismaking Juiste zitpositie Voorstoelen 1. Verstelling in lengterichting. 2. Hoogteverstelling. 3. Rugleuningverstelling.
Juiste zitpositie Hoogteverstelling van de hoofdsteun Toegang tot de achterzitplaatsen Stuurwiel verstellen ) Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog. ) Omlaag: druk gelijktijdig op de nok A en op de hoofdsteun. ) Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen en schuif de stoel naar voren. 1. 80, 83 Andere beschikbare functie... Stoelverwarming. Gebruik uitsluitend de desbetreffende hendel aan de bovenzijde van de rugleuning. 81 2. 3. Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.
15 Eerste kennismaking Comfort Buitenspiegels Binnenspiegel Verstellen Uitvoering met handbediende dag-/nachtstandinstelling A. Selecteren van de buitenspiegel. B. Verstellen van de buitenspiegel. C. In de neutraalstand zetten van de selectieschakelaar van de buitenspiegel 1. 2. Selecteren van de dagstand van de spiegel. Verstellen van de binnenspiegel. 87 86 Uitvoering met automatische dag-/nachtinstelling Overige beschikbare functies... Inklappen/uitklappen. 1. 2.
Zicht Verlichting Ruitenwissers Ring A Schakelaar A: ruitenwissers vóór Inschakelen van de stand "AUTO" 2. Hoge snelheid. 1. Normale snelheid. Int. Interval. 0. Uit. AUTO È Automatische ruitenwissers of één keer wissen. Ruitensproeiers: trek de schakelaar naar u toe. ) Beweeg de schakelaar omlaag en laat deze los. Uit. Automatische verlichting. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht. Ring B Mistlampen vóór en mistachterlicht.
Eerste kennismaking Ventilatie Aanbevolen instellingen Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking Luchtverdeling Luchtopbrengst Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur WARM KOUD ONTWASEMEN ONTDOOIEN Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO".
Controle tijdens het rijden Instrumentenpanelen Controlelampjes Schakelaars Wanneer u het contact aanzet, slaan alle meters uit en keren vervolgens terug naar de "0"-stand. A. Als het contact wordt aangezet, moeten de blokjes die het resterende brandstofniveau weergeven, gaan branden. B. Bij draaiende motor moet het controlelampje laag brandstofniveau uitgaan. C. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden de melding "OIL OK" weergeven.
Eerste kennismaking Veiligheid voor alle inzittenden Personal styling Airbag voorpassagier Autogordels voor en frontairbag aan passagierszijde Fraaie bestickering 1. 2. 3. A. Waarschuwingslampje niet-vastgemaakte/ losgemaakte autogordels voor. De stickers hebben een speciale behandeling ondergaan waardoor ze slijtage- en vandalismebestendig zijn. Ze zijn gemaakt om de buitenkant van de carrosserie een persoonlijk tintje te geven .
Onder het rijden EGS-versnellingsbak Weergave op het instrumentenpaneel De ingeschakelde versnelling of de geselecteerde rijstand wordt op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. N. Neutral (Neutraalstand). R. Reverse (Achteruitversnelling). 1 t/m 5 / 6. Ingeschakelde versnellingen. AUTO. Automatische stand. 5 of 6 versnellingen. Deze versnellingsbak biedt u de keuze tussen het comfort van een automatische versnellingsbak en het plezier van een handgeschakelde versnellingsbak. 1.
21 Eerste kennismaking Onder het rijden Automatische versnellingsbak Deze versnellingsbak met 4 versnellingen biedt u de keuze tussen het comfort van het automatisch schakelen en het plezier van het handmatig schakelen. 1. Selectiehendel. 2. Toets "S" (sport). 3. Toets "7" (sneeuw). Weergave op het instrumentenpaneel P. R. N. D. S. 7 1 t/m 4. -. Parking (Parkeerstand). Reverse (Achteruitversnelling). Neutral (Neutraalstand). Drive (Automatisch schakelen). Programma sport. Programma sneeuw.
Onder het rijden Stop & Start-systeem Overgang naar de STOP-stand van de motor Het controlelampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt automatisch afgezet (STOP-stand): - - auto met een handgeschakelde versnellingsbak: wanneer u bij snelheden lager dan 20 km/h de versnellingsbak in zijn vrij zet en de koppeling loslaat, auto met een EGS 5- of 6-versnellingsbak: wanneer u bij snelheden lager dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.
23 Eerste kennismaking Onder het rijden Snelheidsbegrenzer "LIMIT" Snelheidsregelaar "CRUISE" 1. 1. Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsbegrenzing aan/uit. Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. 174 2. 3. 4. Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar. Verlagen van de ingestelde snelheid. Verhogen van de ingestelde snelheid. Snelheidsregeling aan/uit.
Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Kies voor een soepele rijstijl Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
25 Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is. Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
001 Controle tijdens het rijden Om gebruik te kunnen maken van alle beschikbare rijinformatie, geeft dit hoofdstuk u uitleg over de werking van de drie verlichte dashboardinstrumenten, de exacte plaats en functie van de diverse controlelampjes en signaleringen, en de informatie afkomstig van de boordcomputer.
Instrumentenpaneel benzine - diesel met handgeschakelde versnellingsbak, EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto. Instrumenten 1. 2. 3. Toerenteller. r Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de temperatuur van de koelvloeistof van de motor aan. 4. 5. 6. Display.
29 Controle tijdens het rijden Display A. Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of Snelheidsregelaar. B. Opschakelindicator. C. Informatie EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak. D. Actieradius (km of mijlen) of Dagteller. E. Onderhoudsintervalindicator (km of miles), vervolgens, kilometerteller. Deze twee functies worden achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. F. Olieniveaumeter. Na het aanzetten van het contact wordt gedurende enkele seconden het olieniveau weergegeven.
Instrumentenpaneel benzinemotor met handgeschakelde versnellingsbak RACING Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto. Instrumenten 1. 2. 3. Toerenteller. Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de temperatuur van de koelvloeistof van de motor aan. 4. 5. 6. Display. Brandstofniveaumeter.
31 Controle tijdens het rijden Display A. Snelheidsbegrenzerr (km/h of mph) of Snelheidsregelaar. B. Actieradius (km of mijlen) of Dagteller. C. Onderhoudsintervalindicatorr (km of miles), vervolgens, kilometerteller. Deze twee functies worden achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. D. Olieniveaumeter. Na het aanzetten van het contact wordt gedurende enkele seconden het olieniveau weergegeven.
Controle- en waarschuwingslampjes De controle- en waarschuwingslampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (controlelampje dat aangeeft of een systeem ingeschakeld of uitgeschakeld is) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Bij het aanzetten van het contact Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
33 Controle tijdens het rijden Controlelampjes ingeschakelde functies De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Richtingaanwijzer knippert, met links geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer knippert, met rechts geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Alarmknipperlichten knippert, met geluidssignaal.
Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Voorgloeien dieselmotor permanent. Het contactslot staat in de tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden). Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start. Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.
35 Controle tijdens het rijden Controlelampje Oorzaak Acties / Opmerkingen Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "ON ". De passagiersairbag is ingeschakeld. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting". Zet de schakelaar in de stand "OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen. U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de rijrichting". Voet op het rempedaal permanent. Het rempedaal moet worden ingetrapt.
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display. Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF". De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
37 Controle tijdens het rijden Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende waarschuwingslampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Controlelampje Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het multifunctionele display wordt weergegeven.
Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met het STOP-lampje. Het remvloeistofniveau is te laag. Stop onmiddellijk op een veilige plek. Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. + permanent, in Er is een storing in de elektronische combinatie met het remdrukregelaar (EBD).
39 Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen knippert. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. permanent. Er is een storing in de emissieregeling. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Controlelampje Motoroliedruk brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
41 Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is. permanent. Er is een storing in een van de airbags Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een of de pyrotechnische gordelspanners. gekwalificeerde werkplaats.
Koelvloeistoftemperatuurmeter Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A , is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog. De waarschuwingslampjes STOP en het koelvloeistoftemperatuurlampje 1 gaan rood branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
43 Controle tijdens het rijden Onderhoudsintervalindicator De onderhoudsintervalindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het schema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsintervalindicator op basis van twee parameters: het aantal afgelegde kilometers, de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
45 Controle tijdens het rijden Motorolieniveaumeter Olieniveau correct Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding "OIL --" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Oliepeilstok De motorolieniveaumeter geeft aan of het motoroliepeil in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsintervalindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.
Kilometerteller Dagteller De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan. De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto. De dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet. ) Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller op 0 staat.
47 Controle tijdens het rijden Black-panelfunctie Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde displays worden uitgeschakeld voor een rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten. Op het instrumentenpaneel blijft uitsluitend de wagensnelheid en de informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien ingeschakeld) verlicht. De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven en bij het wijzigen van functies of instellingen.
Boordcomputer De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). Monochroom display A De boordcomputer kan de volgende informatie weergeven: - actieradius, - - momenteel brandstofverbruik, ) Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave. - de teller van het Stop & Start-systeem, - afgelegde afstand, - gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid.
49 Controle tijdens het rijden Monochroom display C - De momentele informatie: ● actieradius, ● momenteel brandstofverbruik, ● nog af te leggen afstand of de teller van het Stop & Start-systeem. - Het traject "1": ● afgelegde afstand, ● gemiddeld brandstofverbruik, ● gemiddelde snelheid voor het eerste traject. Kleurendisplay 16 x 9 (MyWay) - Het traject "2": ● afgelegde afstand, ● gemiddeld brandstofverbruik, ● gemiddelde snelheid voor het tweede traject.
Enkele definities... Actieradius (km of miles) De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display.
51 Controle tijdens het rijden
002 Multifunctionele displays In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u via de ergonomische menu's op uw multifunctionele display instellingen kunt wijzigen of gegevens kunt aflezen.
Monochroom display A Weergave op het display Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ...), informatie van de autoradio (radio, CD, ...), de boordcomputerfuncties (zie het hoofdstuk "Controle tijdens het rijden"). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven.
55 Multifunctionele displays Radio-CD Configuratie van de auto Opties Als uw Autoradio is ingeschakeld en het menu "Radio-CD" is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG) en de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de radio/CD-speler het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie". Als het menu "Config.
Instellingen display Als het menu "Instellingen disp." is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ingesteld: jaar, maand, dag, uren, minuten, tijdsaanduiding in 12 of 24 uur. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat. ) Selecteer een parameter en druk op de toets " " of " " om de waarde te wijzigen.
57 Multifunctionele displays Monochroom display C Weergave op het display Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ...), audiofuncties (radio, CD, USB-/ Jack-aansluitingen, ...), informatie van de boordcomputer (zie het hoofdstuk "Controle tijdens het rijden"). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.
Menu "Audiofuncties" Als uw Autoradio is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText), de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) of de MP3-speler (USB-/Jack-aansluitingen) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".
59 Multifunctionele displays Menu "Persoonlijke instellingen configuratie" Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting ) Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren. Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd: parameters van de auto, configuratie van het display, taalkeuze.
Menu "Telefoon" Configuratie display Taalkeuze Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselecteerd: instellen lichtsterkte-video, instellen datum en tijd, kiezen van eenheden. Als dit menu is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Deutsch, English, Español, Français, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Türkçe*).
61 Multifunctionele displays Kleurendisplay 16x9 (MyWay) Weergave op het display Bediening Het display geeft automatisch en direct de volgende informatie weer: de tijd, de datum, de hoogte, de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), controle van te openen carrosseriedelen, waarschuwingen en meldingen over de status van de functies van de auto, die tijdelijk worden weergegeven, de audio-functies, de informatie van de boordcomputer (zie het hoofdstuk "Controle tijdens
Menu "SETUP" Talen Parameters auto Via dit menu kunt u de taal van het display instellen: Deutsch, English, Español, Français, Italiano, Nederlands, Polski, Portugues, Türkçe*. Via dit menu kunt u verschillende functies ten behoeve van het rijden en het comfort in- of uitschakelen: ruitenwisser gekoppeld aan de achteruitversnelling (zie hoofdstuk "Zicht"), follow-me-homeverlichting en duur (zie hoofdstuk "Zicht"), parkeerhulp (zie hoofdstuk "Rijden").
63 Multifunctionele displays
003 Comfort In dit hoofdstuk wordt de werking van het ventilatiesysteem, de airconditioning en de parfumeur beschreven, zodat u maximaal kunt genieten van het comfort dat uw auto u biedt. Ook vindt u hier voor een optimale rijpositie alle instelmogelijkheden voor de stoelen, het stuurwiel en de buitenspiegels.
Ventilatie Luchttoevoer De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd. Luchtgeleiding De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), toevoer via het verwarmingscircuit, toevoer via het circuit van de airconditioning.
67 Comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: ) Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Verwarming/ Ventilatie Paneel met handmatige bediening Paneel met elektrische bediening
69 Comfort Handbediende airconditioning Paneel met handmatige bediening Paneel met elektrische bediening
1. Temperatuurregeling ) Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. 3. Luchtverdeling Voorruit en zijruiten. Voorruit, zijruiten en beenruimte. 2. Luchtopbrengstregeling ) Draai de knop in één van de vijff standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen. De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
71 Comfort 5. Airconditioning aan/uit Paneel met elektrische bediening ) Druk op de toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het controlelampje gaat branden. ) Druk nogmaals op de toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het controlelampje gaat uit. De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Aan ) Druk op de toets "A/C": het lampje van de toets gaat branden.
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Met verwarmings-/ ventilatiesysteem Met handbediende airconditioning ) Zet de knoppen van de luchttemperatuur en de aanjagersnelheid in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.
73 Comfort Automatische airconditioning De airconditioning werkt bij draaiende motor en, bij auto’s met een Stop & Start-systeem, ook in de STOP-stand. Automatische werking Met het oog op uw comfort worden de instellingen van de airconditioning de volgende keer dat de auto wordt gestart, gehandhaafd. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht. 1. Automatisch programma Comfort Druk op de toets “AUTO”.
Handmatig instellen Het is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. Het symbool “AUTO” gaat uit. Bij het indrukken van de toets “AUTO” zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. In de handbediende stand kunnen onaangename verschijnselen optreden (temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en is het comfort niet optimaal.
75 Comfort 6. Regeling luchtverdeling Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit en zijruiten (ontwasemen of ontdooien). de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters, de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte, de voorruit, de zijruiten en de beenruimte, de beenruimte, de ventilatieroosters en de beenruimte, de ventilatieroosters. 7.
Ontwaseming - Ontdooiing achterruit Aan Uit De ontwaseming - verwarming van de achterruit werkt uitsluitend bij draaiende motor. ) Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje van de toets gaat branden. De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. ) U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken.
77 Comfort Parfumeur De parfumeur zorgt voor een aangename geur in de auto en kan met een draaiknop naar wens worden ingesteld. Het geurelement is in verschillende geuren leverbaar. Regelknop Geurelement Het geurelement kan zeer eenvoudig worden vervangen. Vervang, als u de parfumeur voor het eerst gebruikt, het afdekkapje door een geurelement.
Geurelement verwijderen Geurelement plaatsen ) Druk het element in en draai het een kwart omwenteling linksom. ) Verwijder het element ) Sluit het element af met de houder. ) Verwijder de houder van het element. ) Plaats het element (met de bloem linksboven). ) Druk de knop in en draai deze een kwart omwenteling rechtsom.
79 Comfort Voorstoelen De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Handmatig verstellen Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling ) Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. ) Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is. ) Duw de handgreep naar achteren.
Aanvullende instellingen Hoogteverstelling hoofdsteun ) Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten. ) Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen. ) Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. ) Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.
81 Comfort ) Duw de rugleuning naar achteren om de stoel weer in de oorspronkelijke stand te zetten. Lukt dit niet, duw dan gelijktijdig de hendel voor de rugleuningverstelling (onder aan de rugleuning) en de rugleuning zelf naar achteren. Toegang tot de achterbank ) Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen en schuif de stoel vooruit. Gebruik uitsluitend de desbetreffende hendel aan de bovenzijde van de rugleuning.
Voorstoelen RACING U kunt de zitting en de rugleuning verstellen voor een optimale zitpositie. Handmatig verstellen Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling ) Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. ) Trek de hendel omhoog om de stoel te verhogen of duw deze omlaag om de stoel te verlagen, totdat de gewenste stand bereikt is. ) Duw de handgreep naar achteren en kantel de stoel naar voren of naar achteren.
83 Comfort Aanvullende instellingen Toegang tot de achterbank Handgreep ) Trek de handgreep naar voren om de rugleuning naar voren te klappen en schuif de stoel vooruit. Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug.
Achterbank bestaat uit één deel en kan niet opgeklapt worden. Neerklappen van de rugleuning van de achterbank Terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank ) Zet de rugleuning 2 rechtop en vergrendel deze. ) Controleer of de rode markering bij de hendel 1 niet meer zichtbaar is. Let erop dat bij het terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten. ) Schuif de desbetreffende voorstoel indien nodig naar voren.
85 Comfort Stuurwielverstelling Hoofdsteunen achter De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag). De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd. Verwijderen van een hoofdsteun: ) ontgrendel de rugleuning met de hendel 1, ) kantel de rugleuning 2 enigszins naar voren, ) trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag, ) druk vervolgens de pal A in. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Spiegels Buitenspiegels Inklappen ) Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. ) Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen.
87 Comfort Binnenspiegel Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de koplampverlichting van achteropkomend verkeer, zon ... (antiverblindingsstand). Om veiligheidsrdenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.
004 Toegang tot de auto Dit hoofdstuk behandelt de werking van uw afstandsbediening, de elektrische ruitbediening, het centraal vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en de achterklep en de toegang tot de brandstoftank.
Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisering en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging. Openen van de auto Ontgrendelen met de afstandsbediening ) Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.
91 Toegang tot de auto Afsluiten van de auto Vergrendelen met de afstandsbediening ) Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen. Vergrendelen met de sleutel ) Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. Als een van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.
Lokaliseren van de auto ) Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats. De plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden. Diefstalbeveiliging Contact Elektronische startblokkering In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.
93 Toegang tot de auto Starten van de motor Afzetten van de motor ) Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de code van de startblokkering. ) Draai de sleutel van u af in de stand 3 (Starten). ) Laat zodra de motor draait de sleutel los. ) Zet de auto stil. ) Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop). ) Verwijder de sleutel uit het contactslot.
Storing afstandsbediening Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. ) Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. ) Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk als de storing niet is verholpen. Synchroniseren ) Zet het contact af.
95 Toegang tot de auto Sleutels verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het CITROËN-netwerk. Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen. Afstandsbediening De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Ruitbediening U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruit aan bestuurderszijde is voorzien van een klembeveiliging. Eentraps elektrische ruitbediening g aan bestuurderszijde De schakelaars van de ruitbediening kunnen na het afzetten van het contact nog gedurende ongeveer 45 seconden of totdat een van de portieren geopend wordt, worden bediend. Als u gedurende deze 45 seconden een portier opent terwijl de ruitbediening actief is, zal de ruit stoppen.
97 Toegang tot de auto Resetten Antiklemvoorziening De eentraps elektrische ruitbediening aan bestuurderszijde is voorzien van een antiklemvoorziening. Als de ruit wordt gesloten en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open.
Portieren Sluiten Als een portier niet goed is gesloten: - - Van buitenaf Van binnenuit ) Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. ) Trek aan de portiergreep van het portier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
99 Toegang tot de auto Automatische centrale vergrendeling Handmatige centrale vergrendeling Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden automatisch en volledig worden vergrendeld. U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen. Vergrendelen Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld.
Noodbediening Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu. Bij een storing in de centrale vergrendeling moet u de accukabels losnemen om de auto volledig, inclusief de achterklep, te kunnen vergrendelen. Inschakelen ) Druk langer dan 2 seconden op de knop A. Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.
101 Toegang tot de auto Achterklep Openen Sluiten Noodbediening ) Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde. Als de achterklep niet goed is gesloten: - ) Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel, trek aan de handgreep en trek de achterklep omhoog.
Brandstoftank Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine) of 46 liter (diesel); (Afhankelijk van de uitvoering: ongeveer 30 liter (benzine of diesel)). Waarschuwing brandstofniveau Als dit controlelampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Op het moment dat het lampje gaat branden, bevindt zich nog ongeveer 5 liter brandstoff in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
103 Toegang tot de auto Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
Vulpistoolrestrictie (diesel)* Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen. Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop verwijdert. Werking Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Toegang tot de auto Uitschakelen Gebruik ) Houd de handgreep verticaal en steek het gereedschap tot aan de aanslag in de tank. ) Draai het gereedschap een kwart slag naar rechts of naar links. ) Verwijder het gereedschap volledig. ) Vul de tank. Om te kunnen tanken bij tankstations met dieselvulpistolen die niet van het juiste type zijn (deze zijn in sommige landen te vinden), is er gereedschap waarmee u tijdelijk de vulpistoolrestrictie kunt uitschakelen.
005 Zicht In dit hoofdstuk wordt de bediening van de verlichting en de ruitenwissers, de koplampafstelling en de verschillende interieurverlichtingsfuncties beschreven, zoals de sfeerverlichting en in het bijzonder de LED-dagrijverlichting waarmee uw auto zich onderscheidt van alle andere.
Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen. Hoofdverlichting Instellingen De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder medeweggebruikers.
109 Zicht Handbediende functies Controlelampjes De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B. Een controlelampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. Het instrumentenpaneel is permanent verlicht; er is dus geen verband tussen de verlichting van het instrumentenpaneel en het inschakelen van de verlichting. A.
C. Ring voor de selectie van de mistverlichting. De mistverlichting werkt in combinatie met dimlicht en grootlicht. Mistlampen vóór en mistachterlicht Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht Verdraai ring C: ) één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen, ) twee standen naar voren om het mistachterlicht in te schakelen, ) één stand naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen, ) twee standen naar achteren om de mistlampen voor uit te schakelen.
111 Zicht Handbediende follow me home-verlichting Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Inschakelen Uitschakelen ) Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. ) Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen. Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Automatische verlichting Inschakelen Storing ) Draai de ring in de stand "AUTO". Het inschakelen wordt bevestigd door een melding op het display. Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display, in combinatie met een geluidssignaal. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Uitschakelen ) Draai de ring in een andere stand dan de stand "AUTO".
113 Zicht LED-dagrijverlichting Dagrijverlichting met specifieke lampen die de auto een herkenbare uitstraling geven. Deze verlichting bestaat uit twee sets van zes LED's die zich in de verticale openingen onder iedere koplamp bevinden. Koplampen verstellen Programmeren Voor landen waar het voeren van verlichting overdag niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie in- of uitschakelen via het configuratiemenu op het multifunctionele display.
Ruitenwisserschakelaar Handmatige functies Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt u de ruitenwissers voor en achter inschakelen om regen en vuil van de ruit te wissen. De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden. De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de hendel A en de ring B. Ruitenwissers vóór A.
115 Zicht B. Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: uit, interval, wissen en sproeien (gedurende enige tijd). Ruitenwisser achter Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep. Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Inschakelen Uitschakelen Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar de stand "AUTO" te bewegen. Beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te bedienen.
117 Zicht Verticale stand van de ruitenwissers voor Storing In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Plafonnier Plafonnier In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: - A. Plafonnier B. Kaartleeslampjes als de auto wordt ontgrendeld, als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren. De interieurverlichting gaat geleidelijk uit: als de auto wordt vergrendeld, als het contact wordt aangezet, 30 seconden na het sluiten van het laatste portier. Permanent uit.
119 Zicht Sfeerverlichting De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. Inschakelen Uitschakelen Als het buiten donker is, gaan de beenruimteverlichting en de verlichting van de opbergruimte in het midden van het dashboard automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld. De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld.
006 Voorzieningen In dit hoofdstuk vindt u alle interieurvoorzieningen, het dashboardkastje en de middenarmsteun met opbergruimte, de Jack- of USB-aansluiting voor uw draagbare apparatuur, matten om de bekleding te beschermen, en alle voorzieningen van de bagageruimte.
Voorzieningen interieur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Voorzieningen Zonneklep Dashboardkastje met verlichting Middenarmsteun De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt en is voorzien van een makeupspiegel met verlichting. ) Open als het contact aan is het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden. De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het opbergen van pasjes. In het dashboardkastje kan een fles mineraalwater worden opgeborgen.
JACK-aansluiting USB-box Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting, bevindt zich in de AUX-unit in de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod®, om vervolgens muziekbestanden via de geluidsinstallatie van de auto te kunnen beluisteren. Deze aansluitmodule bevindt zich in de "AUX"unit op de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod® van de 5e generatie of hoger of een USB-stick.
Voorzieningen Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. Bevestigen Verwijderen Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: ) zet de stoel in de achterste stand, ) maak de bevestigingen los, ) verwijder vervolgens de mat. Terugplaatsen Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.
Voorzieningen bagageruimte 1. 2. 3. 4. 5.
Voorzieningen Hoedenplank Opbergbak Verwijderen van de hoedenplank: ) maak de twee koorden los, ) til de hoedenplank iets op en maak deze aan beide kanten los. ) Til de vloerbekleding van de bagageruimte aan de lus op voor toegang tot de opbergbak. Hierin vindt u verschillende ruimtes waarin o.a. een noodreparatieset voor banden, een lampenset, een EHBO-tas en twee gevarendriehoeken kunnen worden opgeborgen.
007 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen In dit hoofdstuk vindt u informatie over de mogelijkheden en voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen van verschillende soorten kinderzitjes in uw auto, over ISOFIX-bevestigingen en goedgekeurde ISOFIX-kinderzitjes, voor een optimale bescherming.
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veilig vervoeren van kinderen Kinderzitje op de passagiersstoel voor "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje voor het vervoeren met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voorr wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Airbag aan passagierszijde OFF Raadpleeg de voorschriften op de sticker die zich aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde bevindt: Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
133 Veilig vervoeren van kinderen Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1, 2 en 3 : van 9 tot 36 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. L2 "KIDDY Comfort Pro" Voor het vervoer van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg) is het gebruik van de beschermband verplicht.
Bevestiging kinderzitjes met veiligheidsgordel Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg (Categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25 kg (Categorie 2) Van 3 tot ongeveer
135 Veilig vervoeren van kinderen Adviezen voor kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, wordt vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIX-normen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: twee bevestigingsringen A, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een etiket, De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.
137 Veilig vervoeren van kinderen ISOFIX-kinderzitje aanbevolen door CITROËN en gehomologeerd voor uw auto "RÖMER Duo Plus ISOFIX" (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. ) Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind de rugleuning raken.
Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. A t/m G).
139 Veilig vervoeren van kinderen
008 Veiligheid Dit hoofdstuk gaat over de richtingaanwijzers, de alarmknipperlichten en de claxon, die dienen om andere weggebruikers te waarschuwen, de Urgence- en Assistance-oproepen bij ongelukken en pech, de verschillende remhulp- en stabiliteitscontrolesystemen voor een perfecte controle over uw auto, en over de veiligheidsgordels en airbags die het risico op letsel bij een aanrijding beperken.
Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Functie "snelweg" ) Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen. Gebruik de richtingaanwijzers om een verandering van rijrichting of rijstrook aan te geven. ) Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot voorbij de weerstand. ) Rechts: duw de hendel helemaal omhoog, tot voorbij de weerstand.
143 Veiligheid Claxon Urgence-oproep of Assistance-oproep Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar. ) Druk op een van de spaken van het stuurwiel. Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITROËN-helpdesk. Raadpleeg het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
Hulpsystemen bij het remmen Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: het antiblokkeersysteem (ABS), de elektronische remdrukregelaar (EBD), Brake Assist System (BAS). Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.
145 Veiligheid Stabiliteitscontrolesystemen Brake Assist System (BAS) Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Inschakelen Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Storing Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen. Laat de systemen controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Uitschakelen Opnieuw inschakelen: In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheidsgordels achter De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat. Omdoen Losmaken ) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. ) Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. ) Druk op de rode knop van de gordelsluiting. ) Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
149 Veiligheid Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
151 Veiligheid Frontairbags De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de frontairbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
153 Veiligheid Zijairbags Activering De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen. De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde. De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.
Windowairbags De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
155 Veiligheid Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
009 Rijden Dit hoofdstuk behandelt de handrem, de handgeschakelde versnellingsbak, de EGS-versnellingsbak, de automatische versnellingsbak, de opschakelindicator en het Stop & Start-systeem voor een lager brandstofverbruik, de Hill Start Assist, de snelheidsbegrenzer voor het niet overschrijden van een vooraf ingestelde snelheid, de snelheidsregelaar voor het rijden met een vooraf ingestelde snelheid en de parkeerhulp voor het detecteren van obstakels achter de auto.
Parkeerrem Vrijzetten ) Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten. ) Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
159 Rijden Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling ) Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen. ) Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren. Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Opschakelindicator* Werking Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
161 Rijden EGS-versnellingsbak Bij de EGS-versnellingsbak met vijf of zes versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto ) Selecteer stand N. ) Houd het rempedaal volledig ingetrapt. ) Start de motor. Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt. Uitvoeringen met een EGSversnellingsbak met 6 versnellingen beginnen direct te rijden (raadpleeg de paragraaf "Kruipfunctie"). ) Geef gas. De aanduiding N wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Standen van de selectiehendel N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5 / 6.
163 Rijden Automatische stand Werking van de kruipfunctie (EGS-versnellingsbak met 6 versnellingen) Door deze functie is de auto wendbaarder bij lage snelheden (inparkeren, files, ...). Nadat u de selectiehendel in de stand A , M of R hebt gezet, begint de auto zodra u het rempedaal loslaat traag te rijden, waarbij de motor stationair draait. Laat bij draaiende motor nooit kinderen alleen achter in de auto.
Handbediende stand Achteruitversnelling Parkeren van de auto ) Selecteer stand M. U kunt de achteruitversnelling alleen inschakelen als de auto stilstaat en u het rempedaal ingetrapt houdt. ) Selecteer stand R. Voordat u de motor afzet, kunt u: stand N selecteren om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, of de versnellingsbak in de ingeschakelde versnelling laten staan. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.
165 Rijden Resetten (EGS-versnellingsbak met 5 versnellingen) Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet u de versnellingsbak resetten. ) Zet het contact aan. Op het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en - -. ) Selecteer stand N. ) Trap het rempedaal in. ) Wacht ongeveer 30 seconden tot de aanduiding N of een ingeschakelde versnelling op het instrumentenpaneel verschijnt. ) Beweeg de selectiehendel naar stand A en vervolgens naar stand N.
Automatische versnellingsbak Bij de automatische versnellingsbak met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
167 Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R. Reverse (achteruitversnelling) N. Neutral (neutraalstand) D. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport 7. Programma Sneeuw 1 2 3 4. Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen -.
Automatisch schakelprogramma Programma's Sport en Sneeuw Terugkeren naar het automatische programma ) Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de vier versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de autoadaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.
169 Rijden Storing Handmatig schakelen ) Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de vier versnellingen. ) Duw de selectiehendel naar het symbool + om één versnelling op te schakelen. ) Trek de selectiehendel naar het symbool om één versnelling terug te schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
171 Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand Het controlelampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - - bij een handgeschakelde versnellingsbak, als u het koppelingspedaal intrapt, bij een EGS-versnellingsbak met 5 of 6 versnellingen: ● met de selectiehendel in de stand A of M, wanneer u het rempedaal loslaat, ● met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of wanneer u de achteruitversnelling inschakel
Inschakelen Storingen Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan weer ingeschakeld; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven. Onderhoud Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
173 Rijden Hill Start Assist Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt, bij het samenvallen van een aantal hellingcondities, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
175 Rijden Programmeren ) Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. ) Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 90 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Snelheidsregelaar Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
177 Rijden Programmeren Storing ) Draai de knop 1 in de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). ) Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Parkeerhulp achter Inschakelen Dit systeem bestaat uit vier parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt. Het systeem waarschuwt echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
179 Rijden Instellen Storing U kunt het systeem via het configuratiemenu van het multifunctionele display in- of uitschakelen. Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen. Raadpleeg, voor meer informatie over de toegang tot het menu van de parkeerhulp, in het hoofdstuk "Multifunctionele displays" het gedeelte over configuratie / parameters instellen van de auto dat overeenkomt met het display in uw auto.
010 Controles In dit hoofdstuk is aangegeven hoe u de motorkap moet openen en waar u de verschillende onderdelen kunt vinden voor het controleren van vloeistofniveaus en de belangrijkste slijtagegevoelige onderdelen. Daarnaast is hier ook aangegeven hoe u bij dieselmotoren de brandstof op moet pompen als de auto door een lege tank is stilgevallen.
TOTAL & CITROËN
183 Onderhoud Motorkap De motorkap biedt toegang tot de motorruimte, zodat u de verschillende niveaus kunt controleren. Openen Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen. ) Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op. ) Open het linker voorportier. ) Trek de hendel A aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
Brandstoftank leeg (diesel) Sluiten ) Haal de motorkapsteun uit de uitsparing. ) Bevestig de motorkapsteun in de houder. ) Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. ) Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld. Als een auto met een HDi-motor is stilgevallen door een lege brandstoftank, moet het brandstofsysteem ontlucht worden. Het ontluchtingssysteem bestaat uit een handopvoerpomp en een transparante slang onder de motorkap.
185 Onderhoud Benzinemotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Luchtfilter. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Oliepeilstok. Motorolie (bij) vullen.
Dieselmotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Luchtfilter. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Oliepeilstok. Motorolie (bij) vullen. Handopvoerpomp (op brandstoffilter).
187 Onderhoud Niveaus controleren Controleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Motorolieniveau Een controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Niveau ruitensproeiervloeistof Koelvloeistofniveau Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Deze kan ook bij afgezet contact werken. Bij uitvoeringen voorzien van een roetfilter kan de koelventilator bij afgezet contact nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor.
189 Onderhoud Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Een te laag niveau in het additiefreservoir wordt aangegeven door het permanent branden van dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Bijvullen Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Afgewerkte producten Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Accu Luchtfilter en interieurfilter Roetfilter (diesel) De accu is onderhoudsvrij.
191 Onderhoud Handgeschakelde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. EGS-versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. Automatische versnellingsbak De automatische versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
011 Praktische informatie Dit hoofdstuk behandelt de werking van de bandenreparatieset voor een tijdelijke reparatie van een lekke band. Het bevat tevens de instructies voor het verwisselen van een wiel in het geval van een lekke band of het vervangen van een versleten ruitenwisserblad, een defect lampje of een doorgebrande zekering, alsmede tips voor het opladen van uw accu, het slepen van uw auto en het onderhoud. Tenslotte vindt u hier een overzicht van de bij het netwerk beschikbare accessoires.
Bandenreparatieset band bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Beschrijving van de set Toegang tot de set A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O". C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar of psi). E.
195 Praktische informatie Reparatiemethode 1. Afdichting van het lek ) Zet het contact af. ) Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". ) Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. ) Rol de witte slang G volledig uit. ) Draai de dop van de witte slang los. ) Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...
) Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten). Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
197 Praktische informatie 2. Op spanning brengen ) Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". ) Rol de zwarte slang H volledig uit. ) Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. ) Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. ) Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. ) Neem zo snel mogelijk g j contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Uitnemen van de flacon ) Berg de zwarte slang op. ) Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. ) Houd de compressor rechtop. ) Draai de flacon aan de onderzijde los. Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.
199 Praktische informatie Controle / aanpassen bandenspanning U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om: uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen, andere opblaasbare voorwerpen op te pompen (ballen, fietsbanden...). ) Draai de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen". ) Rol de zwarte slang H volledig uit. ) Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band of van de accessoire.
Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap Wiel met wieldop Demonteren: verwijder eerst de wieldop door deze met behulp van de wielsleutel 1 bij de ventielopening los te wippen en vervolgens los te trekken. Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.
201 Praktische informatie Toegang tot het reservewiel Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Afhankelijk van het land van bestemming, is er een noodreservewiel of een bandenreparatieset aanwezig. Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie. Bevestiging van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken.
Terugplaatsen van het reservewiel ) Leg het reservewiel in de reservewielbak. ) Draai de gele centrale bout een aantal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel. ) Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit. ) Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het reservewiel en maak de houder vast. ) Plaats de kunststof opbergbak terug.
Praktische informatie Demonteren van het wiel Stilzetten van de auto Parkeer de auto op een plaats waar u het verkeer niet hindert; kies een horizontale, vlakke en niet-gladde ondergrond. Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eerste versnelling* in om de wielen te blokkeren. Plaats indien nodig een wielblok achter het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel. Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.
) Plaats de krik 2 tegen één van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B (bij het te verwisselen wiel). Bij auto's die zijn voorzien van dorpelsierlijsten staat de plaats van het steunpunt aangegeven op de sierlijst. De krik moet beslist recht onder deze markering worden geplaatst, tegen het steunpunt achter de sierlijst en niet tegen de kunststof sierlijst zelf. ) Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat.
205 Praktische informatie Monteren van het wiel Na het verwisselen van het wiel Verwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen. Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Banden RACING Gebruik en winterse omstandigheden De in de fabriek gemonteerde banden, maat 215/40 R18 89W, zijn niet geschikt voor extreme winterse omstandigheden. CITROËN adviseert u om in de winterperiode met adequate winterbanden te rijden. ) Laat de krik zakken. ) Vouw de krik 2 op en verwijder hem. ) Draai de slotbout (als uw auto daarmee is uitgerust) vast met de wielsleutel 1 en de dop 4. ) Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1.
207 Praktische informatie Een lamp vervangen Verlichting vóór De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: ) reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, ) gebruik een spons met zeepwater, ) wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voor
Lamp van richtingaanwijzer vervangen Wanneer het controlelampje van de richtingaanwijzer (rechts of links) met een hogere frequentie dan normaal knippert, duidt dit op een defecte lamp aan de desbetreffende zijde. ) Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder het geheel. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit.
209 Praktische informatie Lampen grootlicht vervangen Lampen parkeerlicht vervangen ) Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. ) Neem de stekker van de lamp los. ) Druk de veren uit elkaar om de lamp te kunnen verwijderen. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. ) Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. ) Trek aan de lamphouder terwijl u aan beide kanten op de beide borglippen drukt.
Mistlampen vóór vervangen ) Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken. ) Neem de zwarte stekker van de lamphouder los door aan de bovenkant op de borglip te drukken. ) Verwijder de lamphouder door op de twee klemmen te drukken (boven en onder). ) Vervang de unit. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. U kunt deze unit bestellen bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
211 Praktische informatie Achterlichten 1. 2. 3. 4. Remlicht/parkeerlicht (P21/5W). Parkeerlichten (P5W). Richtingaanwijzers (PY21W, amberkleurig). Mistachterlicht links (PR21W, rood) Achteruitrijlicht rechts (P21W). Rode of amberkleurige lampen, zoals de richtingaanwijzers of het mistachterlicht, moeten vervangen worden door lampen met dezelfde specificaties en kleur. Lampen vervangen ) Open de achterklep. ) Verwijder het luikje in de bekleding aan de desbetreffende zijkant.
Lampen kentekenplaatverlichting vervangen (W5W) Lamp p derde remlicht vervangen (4 lampen W5W) Lamp derde remlicht vervangen (LED's) ) Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas. ) Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. ) Verwijder het lampglas. ) Trek de lamp uit de houder en vervang de lamp. ) Open de achterklep. ) Verwijder de twee afsluitdoppen A op het binnenpaneel van de achterklep.
213 Praktische informatie Binnenverlichting Bagageruimteverlichting (W5W) Plafondverlichting (1 / W5W) Trek de verlichtingsunit los door van achter tegen de voet te drukken. Maak de kap van de plafondverlichting 1 met een dunne schroevendraaier los, aan de zijde van de schakelaar, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken. Kaartleeslampjes (2 / W5W) Maak de kap van de plafondverlichting 1 los. Maak het schot van het desbetreffende kaartleeslampje 2 los, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.
Zekeringen vervangen Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering Montage van elektrische accessoires Goed De tang voor het verwijderen van zekeringen evenals de reservezekeringhouders bevinden zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard: ) trek aan de zijkant van het deksel om het los te maken, ) verwijder het deksel volledig, ) maak de tang los. Defect Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen.
215 Praktische informatie Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde). Toegang tot de zekeringen ) Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". Overzicht zekeringen Zekering Ampère FH36 5A Functies Trekhaakmodule. FH37 - Niet gebruikt. FH38 20 A Hifi-versterker. FH39 20 A Stoelverwarming. FH40 40 A Trekhaakmodule. Zekering Ampère Functies F1 15 A F2 - Ruitenwisser achter.
Zekering Ampère Functies F8 20 A Multifunctioneel display, autoradio, autoradio/ navigatiesysteem, alarmcomputer, sirene inbraakalarm. F9 30 A 12V-aansluiting, voeding steun portable navigatiesysteem. F10 15 A Stuurkolomschakelaars. F11 15 A Contactslot, diagnose-aansluiting, computer automatische versnellingsbak. F12 15 A Regen-/lichtsensor, trekhaakmodule. F13 5A Hoofdremlichtschakelaar, servicecentrale motor.
217 Praktische informatie Zekeringen motorruimte De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links). Alle werkzaamheden aan de zekeringen in de zekeringkast op de accu dienen te worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Toegang tot de zekeringen ) Maak het deksel los. ) Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). ) Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen Zekering Ampère Functies F1 20 A Voeding motormanagementcomputer, bedieningsrelais koelventilator, multifunctioneel hoofdrelais motormanagement, brandstofpomp (Diesel). F2 15 A Claxon. F3 10 A Ruitensproeiers voor en achter. F4 20 A Dagrijverlichting. F5 15 A Voorverwarming brandstof (Diesel), brandstofadditiefpomp (Diesel), luchtdebietmeter (Diesel), EGR-elektroklep (Diesel), voorverwarming blow-by en elektrokleppen (VTi).
219 Praktische informatie Zekering Ampère Functies F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór. F13 40 A Voeding BSI (+ na contact). F14 30 A Voeding Valvetronic (VTi) F15 10 A Grootlicht rechts. F16 10 A Grootlicht links. F17 15 A Dimlicht links. F18 15 A Dimlicht rechts. F19 15 A Lambdasondes en elektrokleppen (VTi), elektrokleppen (Diesel), EGR-elektroklep (Diesel).
Overzicht hoofdzekeringen Zekering Ampère Functies MF1* 60 A Koelventilator. MF2* 30 A ABS-/ESP-pomp. MF3* 30 A ABS-/ESP-elektrokleppen. MF4* 60 A Voeding BSI. MF5* 60 A Voeding BSI. MF6* 30 A Extra koelventilator (THP). MF7* 80 A Zekeringkast interieur. MF8* - Niet gebruikt. * De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie.
221 Praktische informatie Accu Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels. Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door een dealer van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.
Laden met behulp van een acculader ) Start de stroomgevende auto. ) Stel de startmotor van de auto met ontladen accu in werking en laat de motor draaien. ) Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen. Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal afvalstoffendepot.
223 Praktische informatie Eco-modus De eco-modus bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken. Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de accuspanning laag is.
Spaarfase De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat. Wisserblad vóór of achter vervangen De ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap worden vervangen.
Praktische informatie Slepen van uw auto U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog. Toegang tot het gereedschap Algemene aanwijzingen Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: ) ) ) ) open de achterklep, til de vloerplaat op, verwijder de polystyreen opbergbak, neem het sleepoog uit de houder. Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto Het niet opvolgen van dit advies kan ertoe leiden dat bepaalde onderdelen van het remsysteem of de versnellingsbak beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt. ) Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken. ) Draai het sleepoog vast tot de aanslag. ) Bevestig de sleepstang. ) Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak).
Praktische informatie Trekken van een aanhanger, ... Adviezen Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren. Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het CITROËNnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
Trekhaak RACING Koeling Banden Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. ) Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken. Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
229 Praktische informatie Onderhoudstips In het onderhoudsboekje van uw auto vindt u de algemene adviezen met betrekking tot het onderhouden van uw auto. Matte lak Mocht uw auto voorzien zijn van een matte blanke laklaag, volg dan de volgende voorschriften op ter voorkoming van beschadiging van de laklaag door inadequate behandeling. Deze voorschriften gelden ook voor lichtmetalen velgen die voorzien zijn van een matte blanke laklaag. Wrijf nooit over een droge carrosserie.
Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.
231 Praktische informatie "Multimedia": handsfree kit, autoradio's, navigatiesystemen (semi-inbouw), portable navigatiesystemen, CD met kaarten, radardetector, DVD-speler, USB-Box, luidsprekers, Hifi-module, 230 V stopcontact, Wifi on Board… Installeren van radiocommunicatiezenders Voordat u radiozenders als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het CITROËN-netwerk informeren naar de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) va
012 Technische gegevens In dit hoofdstuk vindt u de gegevens van uw auto met betrekking tot de motor en versnellingsbak, zoals het vermogen of het koppel, het leeggewicht en de maximale technisch toegestane massa, de aanhangergewichten, de afmetingen van de buitenzijde en alle merktekens voor de identificatie.
UITVOERINGEN: Type variant uitvoering: SA... BENZINEMOTOREN Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN 8FP0 8FP0/P Brandstof THP 155 THP 150* THP 160** 1397 1598 1598 77 x 75 77 x 85,8 77 x 85,8 70 88 115 110* 120** 6000 6000 6000 136 160 240 4000 4250 1400 Loodvrij Loodvrij Loodvrij Ja Ja Ja Katalysator VERSNELLINGSBAKKEN 5FV8 5FN8* 5FM8** VTi 120 Max.koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.koppel (t/min) 5FS9 VTi 95 Max.
235 Technische gegevens MOTOR EN VERSNELLINGSBAK - RACING UITVOERING : Type variant uitvoering : SA... 5FF8 5FD8 BENZINEMOTOR Cilinderinhoud (cm3) 1598 Boring x slag (mm) Max. vermogen: ECE-norm (kW) Toerental bij max. vermogen (t/min) Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Benzinemotoren Versnellingsbakken VTi 95 THP 155 THP 150* THP 160** VTi 120 Handgeschakeld EGS Handgeschakeld Automatisch Handgeschakeld Type variant uitvoering: SA...
237 Technische gegevens GEWICHTEN (in kg) - RACING Benzinemotor Versnellingsbak Handgeschakeld Handgeschakeld 5FF8 5FD8 Type variant uitvoering : SA... - Ledig gewicht 1165 - Gewicht rijklaar 1240 - Maximum technisch toegestane massa totaal 1597 - Maximum toegestaan treingewicht helling max.
UITVOERINGEN: MOTOR EN VERSNELLINGSBAK Type variant uitvoering: SA... MOTOR MET LPG-INSTALLATIE Cilinderinhoud (cm ) 3 Boring x slag (mm) Max. vermogen: ECE-norm (kW) Toerental bij max. vermogen (t/min) Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
239 Technische gegevens GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (kg) Motor met LPG-installatie Versnellingsbak Type variant uitvoering: SA... VTi 95 Handgeschakeld 8FR0/LPG - Leeggewicht 1152 - Rijklaargewicht 1227 - Maximumgewicht beladen voertuig 1552 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% 2452 - Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 12% 900 - Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max.
UITVOERINGEN: MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN Type variant uitvoering: SA... 8HR4 8HP4/PS DIESELMOTOREN HDi 70 e-HDi 70 9HPK/S 9HP8/PS 9HR8/S e-HDi 90 e-HDi 110 1398 1560 1560 73,7 x 82 75 x 88,3 75 x 88,3 50 68 82 4000 4000 3600 Max.koppel: ECE-norm (Nm) 160 230 270 Toerental bij max.koppel (t/min) 1750 1750 1750 Diesel Diesel Diesel Katalysator Ja Ja Ja Roetfilter (FAP) Ja Ja Ja Cilinderinhoud (cm ) 3 Boring x slag (mm) Max.
Technische gegevens GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Dieselmotoren HDi 70 e-HDi 70 Handgeschakeld EGS Handgeschakeld EGS Handgeschakeld Variant van uitvoering: SA... 8HR4 8HP4/PS 9HPK/S 9HP8/PS 9HR8/S - Ledig gewicht 1070 1080 1085 1090 1090 - Gewicht rijklaar 1145 1155 1160 1165 1165 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1553 1585 1602 1609 1625 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Afmetingen (in mm)
243 Technische gegevens Bumper en drempelkoker De wagenhoogte van deze auto is verlaagd.
Identificatie Het bevat de volgende informatie: bandenspanning, auto onbeladen en beladen, velgmaat en bandenmaat, door de constructeur aanbevolen bandenmerken, bandenspanning van het reservewiel, kleurcode van de lak. Wielen met 205/45 R17-banden kunnen niet worden voorzien van sneeuwkettingen. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie. A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij het interieurfilter. C. Constructeursplaatje.
245 Technische gegevens
013 Audio en datacommunicatie In dit hoofdstuk vindt u informatie over de Urgence- en Assistance-oproepen en alle functies van de audio- en datacommunicatiesystemen zoals de radio met MP3-afspeelfunctie, de USB-aansluiting, de Bluetooth handsfree kit, de MyWay met 16/9-kleurenscherm, de AUX-aansluitingen en het Hifi-systeem.
249 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP CITROËN OPROEP NAAR URGENCE MET LOKALISERING Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal g g bevestigen g dat de oproep p p naar de alarmcentrale CITROËN-Urgence is verstuurd*. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Wanneer u deze toets op een willekeurig moment langer dan 8 seconden ingedrukt houdt, annuleert u de oproep.
251 MyWay RADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH-TELEFOON GPS EUROPA OP SD-KAART INHOUD De MyWay y y is zodanig g gecodeerd g dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg het CITROËN-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.
01 Motor afgezet: Kort indrukken: aan/uit. Lang g indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave p g radio onderbreken. Draaiende motor: Kort indrukken: CD ppauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. Lang g indrukken: resetten van het systeem. Lang g indrukken: toegang g g tot de audioinstellingen: g geluidsverdeling g g voor/achter, links/rechts,, lage-/hogetonenregeling, g g g g sfeerinstellingen, g loudness, automatische volumecorrectie, standaardinstellingen. Toegang tot het Menu "Radio".
253 02 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang g indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt g houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bellen vanuit het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen.
03 ALGEMENE WERKING Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, krijgt u toegang tot de volgende menu's: RADIO / MULTIMEDIASPELERS KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM TELEFOON (Tijdens een telefoongesprek) NAVIGATIE (Tijdens navigatie) BOORDCOMPUTER SETUP : taalkeuze*, datum en tijd*, weergave, parameters van de auto*, eenheden en systeeminstellingen "Demo-modus". VERKEER : TMC-informatie en berichten. * Afhankelijk van de uitvoering.
255 03 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT NAVIGATIE (TIJDENS NAVIGATIE): Door de draaiknop OK in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. Navigatie stoppen 1 Bericht herhalen 1 Status van functies TELEFOON: 2 2 3 3 3 1 1 Logboek waarschuwingen Route-informatie 1 1 1 Alternatieve route 1 2 BOORDCOMPUTER: Bestemming tonen Trajectinformatie 1 Navigatiecriteria 1 Vermijdcriteria 1 Aantal satellieten 1 Kaart verplaatsen 1 Gespr.
03 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT MULTIMEDIASPELERS: Verkeersinformatie (TA) 1 FM 1 Afspeelopties 1 2 2 2 2 2 1 RADIO : Normale afspeelvolgorde 2 Shuffle 2 Map herhalen 2 Introscan 2 Kies geluidsbron Verkeersinformatie (TA) RDS Radiotekst Regioprog. (REG) AM AM 1 2 2 2 Verkeersinformatie(TA) AM-lijst vernieuwen FM KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM: 1 1 1 1 1 1 Navig.
257 04 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN 1 Plaats de SD-kaart met navigatiegegevens in de lezer op het bedieningspaneel om de navigatiefuncties te gebruiken. De navigatiegegevens op de SD-kaart mogen niet worden gewijzigd. Updates van navigatiegegevens zijn verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. 4 Druk op de toets NAV. Selecteer de functie "Adresinvoer" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Adresinvoer 5 Onder de functie Menu "Navigatie" verschijnen de 20 laatst gekozen bestemmingen.
04 NAVIGATIE 7 Draai aan de draaiknop en selecteer OK. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Voor een snellere invoer is het mogelijk rechtstreeks een postcode in te voeren via de functie "Postcode". Gebruik het virtuele toetsenbord om de letters en cijfers in te voeren. 8 Herhaal de stappen 5 t/m 7 om de "Straat" en het "Huisnummer" in te voeren. 9 Selecteer vervolgens "Navigatie starten" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
259 04 NAVIGATIE EEN THUISADRES KIEZEN EN NAVIGEREN NAAR "THUIS" 4 Om een adres als "Thuis" aan te wijzen, moet het desbetreffende adres zijn opgeslagen in het adresboek, bijvoorbeeld via "Bestemming invoeren" / "Adresinvoer" en vervolgens "Opslaan in adresboek". Selecteer het adresbestand van het thuisadres en bevestig. Selecteer vervolgens "Adresbestand wijzigen" en bevestig. Bestand wijzigen 1 Druk twee keer op de toets NAV om het Menu Navigatie weer te geven.
04 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES De route die uw MyWay berekent, hangt af van de geselecteerde navigatieopties. Door het wijzigen van deze opties kan een totaal verschillende route worden berekend. 5 1 Druk op de toets NAV. 2 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Routedynamiek 6 Menu Navigatie 3 Selecteer de functie "Routeopties" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
261 04 NAVIGATIE TUSSENSTOP TOEVOEGEN 1 Na het selecteren van de bestemming kunnen tussenstops aan de route worden toegevoegd. 5 Voer bijvoorbeeld een nieuw adres in. Druk op de toets NAV. Adresinvoer 2 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. 6 Selecteer na het invoeren van het nieuwe adres "OK" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
04 NAVIGATIE POINTS OF INTEREST ZOEKEN 1 Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). 6 Druk op de toets NAV. 2 3 POI in plaats Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de toets om te bevestigen. Menu Navigatie Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een overzicht van plaatsnamen in het geselecteerde land beschikbaar.
263 Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.
04 NAVIGATIE Als het navigatiesysteem is ingeschakeld en de kaart op het display wordt weergegeven, kunt u de spraakbediening in- of uitschakelen door op het knopje te drukken en vervolgens "Gespr. instructie" te selecteren of deze selectie juist ongedaan te maken. NAVIGATIE-INSTELLINGEN Gespr. instructie 1 Het volume van de POI-waarschuwingen kan alleen tijdens het uitzenden ervan worden aangepast. Druk op de toets NAV.
265 05 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN 1 Een TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. 4 Druk op de toets TRAFFIC.
05 VERKEERSINFORMATIE VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC 1 Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: - het station zendt verkeersinformatie uit. - het station zendt geen verkeersinformatie uit. de weergave van verkeersinformatie is uitgeschakeld. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.
267 06 RADIO Er kunnen storingen g in de ontvangst g optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. SELECTEREN VAN EEN ZENDER 1 Druk op de toets RADIO om de alfabetische lijst met lokaal ontvangen zenders weer te geven. Selecteer het gewenste station met de draaiknop en druk op de draaiknop om te bevestigen.
07 MULTIMEDIASPELERS CD, CD MET MP3- OF WMA-BESTANDEN INFORMATIE EN TIPS De formaten MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio Layer 3) en WMA (afkorting van Windows Media Audio, eigendom van Microsoft) zijn standaarden voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid bieden enkele tientallen nummers op één CD te plaatsen. De MyWay speelt bestanden met de extensie ".mp3" en een bitrate van 8 tot 320 Kbps en bestanden met de extensie ".wma" en een bitrate van 5 tot 384 Kbps af.
269 07 MULTIMEDIASPELERS MUZIEK SELECTEREN/BELUISTEREN CD, MP3-/WMA-CD 1 4 Druk op de toets MUSIC. Selecteer de gewenste geluidsbron: CD, MP3-/WMA-CD. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Het afspelen begint. 5 Druk op de toets omhoog/omlaag om de volgende/vorige map te selecteren. De lijst met nummers of MP3-/WMA-bestanden verschijnt onder het Menu Muziek. 2 Druk nogmaals op de toets MUSIC of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen.
07 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN (AUX) JACK/USB-KABEL NIET MEEGELEVERD 1 2 Sluit het externe apparaat (mp3-/ WMA-speler…) met een geschikte audiokabel aan op de JACKaudioaansluiting of op de USBpoort. Druk op de toets MUSIC en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Muziek 3 Selecteer de functie "Extern toestel" en druk op de draaiknop om het externe apparaat te activeren.
271 08 BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN VAN EEN TELEFOON/ EERSTE KOPPELING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree set van de MyWay mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. * De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.
08 BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN VAN EEN TELEFOON * De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn.
273 08 BLUETOOTH-TELEFOON EEN OPROEP ONTVANGEN BELLEN 1 1 Druk op de toets PHONE. Wanneer u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het multifunctionele display. De lijst met de laatste 20 vanuit de auto gevoerde telefoongesprekken verschijnt onder het Menu "Telefoon". U kunt een nummer selecteren en op de draaiknop drukken om naar dit nummer te bellen. 2 Selecteer "Ja" om de oproep te accepteren of "Nee" om de oproep te weigeren en bevestig door op de draaiknop te drukken.
09 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN Deze instellingen dient u te verrichten elke keer nadat de accu losgekoppeld is geweest. De functie SETUP geeft toegang tot de volgende opties: Systeemtaal, Datum & tijd, Display, Helderheid, Kleur, Kleur kaart, Voertuig, Eenheden, Systeem. 5 Selecteer de functie "Datumformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 1 Druk op de toets SET UP. 2 Selecteer de functie Datum & tijd en druk op de draaiknop om te bevestigen.
275 10 MENUSTRUCTUUR DISPLAY BASISFUNCTIE 1 2 3 3 2 Menu "Muziek" Kies de geluidsbron 2 2 2 2 2 2 3 3 Geluidsinstellingen terugzetten 3 KEUZE B... Menu "Verkeer" Snelheidsafhankelijk volume 3 keuze A2 Geluidsinstellingen 2 Alle berichten op route 3 Waarsch.
4 4 4 4 4 Klassiek 4 Jazz 4 Rock/pop 4 Techno 4 Vocaal 4 Loudness 3 4 Snelheidsafhankelijk volume 3 4 Geluidsinstellingen terugzetten 3 2 3 Navigatie hervatten/Navigatie afbreken 3 Bestemming invoeren 2 3 4 4 4 4 Adres invoeren 3 Kruising 3 Stadscentrum 4 GPS-coördinaten 4 Invoer op kaart 4 3 3 3 Etappes 2 3 Plaats 4 4 4 3 Tussenstop toevoegen Adres invoeren Navigatie naar "mijn huis" Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemmingen kiezen Route optimalisere
277 4 Compromis tijd / afstand Rekening houden met verkeer 3 4 4 Zonder omleiding Met bevestiging Uitsluitingen 3 4 4 Geen snelwegen Geen tolwegen 4 Menu "Telefoon" 1 2 2 Bellen vanuit adresboek 2 Gesprekkenlijsten 2 Telefoon koppelen 2 3 3 3 4 4 4 Gekoppelde telefoons 3 4 Instellingen 2 Telefoon zoeken 3 Route herberekenen 3 4 Volume gesproken berichten 4 POI's op kaart 4 Instellen risicozones Op kaart weergeven Visuele waarschuwing Akoestische waarschuwing MENU "S
Weergave 2 Helderheid 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 Technogrey 4 Dark blue Dagmodus voor kaart Nachtmodus voor kaart Auto.
279 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
281 VRAAG De optie "Verkeersinformatie (TA)" is aangevinkt, maar de files op de route worden niet direct gemeld. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen, ...) verkeersinformatie beschikbaar. Dit is een normaal verschijnsel.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het plaatsen van een CD duurt het lang voordat het systeem reageert. Na het plaatsen van een informatiedrager moet het systeem een aantal gegevens uitlezen (afspeellijst, titel, artiest). Dit kan enige tijd in beslag nemen. Dit is normaal. Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Mogelijk is de Bluetooth-functie van de telefoon uitgeschakeld of is het toestel niet zichtbaar voor andere apparatuur. - Het geluid van de Bluetooth telefoon is niet hoorbaar.
283 Autoradio AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadplaag p g het CITROËN-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 BASISFUNCTIES Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen. Weergave van de lijst radiozenders. Lang indrukken: nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten (CD / USB). Huidige bewerking verlaten. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT.
285 02 STUURKOLOMSCHAKELAARS Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / index van de lijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Naar een ander item van de lijst. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen.
03 HOOFDMENU GELUIDSBRON: radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON: handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C BOORDCOMPUTER: afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies. PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen. > MONOCHROOM DISPLAY A Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuren" van dit hoofdstuk.
287 Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. 04 AUDIO RADIO RDS SELECTEREN VAN EEN ZENDER 1 1 Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op de toets MENU.
04 AUDIO VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN CD EEN CD AFSPELEN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven.
289 04 AUDIO MP3-CD EEN MP3-CD AFSPELEN CD MP3 Plaats een MP3-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1,2 & 2.5 Audio Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen.
05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX Een lijst j met g geschikte uitrustingen g en compatible compressies is beschikbaar bij het CITROËN-netwerk. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK 1 Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting*. De bestanden van een draagbare MP3-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Autoradio zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd. 2 3 USB-stick (1.1, 1.2 en 2.
291 05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX 2 Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. - per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend. per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde. per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag.
05 USB-BOX AUX-INGANG GEBRUIKEN VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR JACK- of USB-aansluiting (afhankelijk van de uitvoering van de auto) De AUX-aansluiting JACK of USB dient om een extern apparaat (mp3-speler…) aan te sluiten. 1 Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de JACK-aansluiting en de USB-aansluiting. 1 2 Sluit het externe apparaat (mp3speler...
293 06 De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies.
06 BLUETOOTH FUNCTIES BELLEN EEN GESPREK ONTVANGEN Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een venster op het display van de auto. 1 Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio "Beheer van het telefoongesprek" en vervolgens "Bellen", "Logboek gesprekken" of "Adresboek". 2 Druk gedurende meer dan twee seconden op de toets op het stuurwiel om toegang te krijgen tot uw adresboek. Gebruik vervolgens de rolknop om het nummer te selecteren.
295 06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH STREAMING AUDIO* Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-profielen (A2DP/AVRCP) kunnen ondersteunen. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen 1 t/m 9.
07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY A 1 5 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets MENU. MENU 2 OK 6 Selecteer met de pijltoetsen de functie INSTELLINGEN DISPLAY. Stel de parameter in. 3 7 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. 4 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. OK OK 8 Selecteer met de pijltoetsen de functie JAAR. Begin opnieuw bij stap 1 en stel achtereenvolgens MAAND, DAG, UUR, MINUTEN in.
297 07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY C 1 5 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets MENU. MENU 2 OK 6 Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE. 3 7 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. 4 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. OK 8 Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM.
08 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM A 1 2 2 BASISFUNCTIE 1 2 2 3 3 2 KEUZE A 2 RADIO-CD RDS VOLGEN MODE REG CD HERHALEN RANDOM PLAY KEUZE A1 KEUZE A2 KEUZE B.... 1 2 2 CONFIG AUTO* RW ACHTER AAN FOLLOW-ME-HOME * De parameters variëren afhankelijk van de auto.
299 08 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS 1 2 2 EENHEDEN 1 TEMPERATUUR: °CELSIUS/ °FAHRENHEIT 2 BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L - L/100 - MPG 2 2 2 2 2 INST.
08 MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO 1 1 1 aanzetten/uitzetten RDS 1 aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext 1 1 CD/MP3-CD USB aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD) aanzetten/uitzetten random
301 08 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM AUDIOFUNCTIES DISPLAY C 1 Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: VOORKEUZE FM 2 BOORDCOMPUTER 1 RDS-functie 3 4 inschakelen/uitschakelen REG-functie 3 4 inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) 3 4 INVOEREN AFSTAND TOT 2 3 2 3 2 3 EINDBESTEMMING Afstand: x km LOGBOEK WAARSCHUWINGEN Diagnose STATUS VAN DE FUNCTIES* Functies in- of uitgeschakeld inschakelen/uitschakelen AFSPEELMOGELIJKHEDEN 2 3 4
08 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE 1 PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN* CONFIGURATIE BEELDSCHERM 2 2 BLUETOOTH-TELEFOON 1 Configuratie Bluetooth 2 Toestel aansluiten/afkoppelen 3 regeling weergave 3 Telefoonfunctie 3 4 4 4 normale weergave Streaming audio functie 3 omgekeerde weergave 4 regeling helderheid (- +) 4 datum en tijd instellen 3 4 4 4 4 uren/minuten instellen keuze cyclus 12u/24u 4 4 l/100 km - mpg - km/l °Celsius / °Fahrenheit TAALKEUZ
303 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
305
Index Zoeken via afbeeldingen - Trefwoordenregister
Exterieur - openen/sluiten inbraakbeveiliging starten batterij Lichtschakelaar Koplampverstelling Lampen vervangen - koplampen - mistlampen - zijknipperlichten Buitenspiegels Portieren - openen/sluiten - centrale vergrendeling - noodbediening Ruitbediening Brandstoftank Vulpistoolrestrictie Accessoires 230-231 108-113 113 207-210 86 98-100 Ruitenwisserschakelaar Ruitenwisserblad vervangen 114-117 224 Bagageruimte Bandenreparatieset Wiel verwisselen - gereedschap - demonteren/monteren 101 194-19
309 Zoeken op afbeelding Interieur Voorzieningen bagageruimte - bagageafdekking - bagageriem - sjorogen 126-127 Achterbank ISOFIX-bevestigingen 84-85 136-138 Kinderzitjes 130-135 Voorstoelen 79-81, 82-83 Autogordels 147-149 Airbags 150-155 Voorzieningen interieur - AUX-aansluitingen - middenarmsteun - matten Dashboardkastje Uitschakeling passagiersairbag 122-125 123 152
Cockpit Instrumentenpaneel 28-29, 30-31 32-41 Controlelampjes Meters 42-45 Schakelaars 46-47 - dagteller - dimmer dashboardverlichting/ black panel-functie Lichtschakelaar Koplampverstelling Stop & Start-systeem 108-113 113 170-173 Snelheidsbegrenzer Snelheidsregelaar 174-175 176-177 Buitenspiegels Ruitbediening Zekeringkast dashboard Motorkap openen Stuurwiel verstellen Claxon Parfumeur Multifunctionele displays Alarmknipperlichten 77-78 54-62 142-143 Binnenspiegel Zonneklep Ruitenwisserschakela
311 Zoeken op afbeelding Technische gegevens - onderhoud Benzinemotoren Motor met LPG-installatie Dieselmotoren Afmetingen Identificatie Brandstoftank leeg (Diesel) 234-237 238-239 240-241 242-243 244 184 Niveaus controleren 187-189 - olie - remvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeiervloeistof - additief (diesel met roetfilter) Lampen vervangen - voor - achter - interieur 207-213 Motorkap Motorruimte (benzine) Motorruimte (diesel) 183-184 185 186 Controle van onderdelen - accu - luchtfilter/inter
A Aanhangergewichten ................... 234, 238, 240 Aansluiting 12V .............................................124 ABS met elektronische remdrukregelaarr ......................................... 144 Accessoires...................................................230 Accu ......................................................190, 221 Accu laden ....................................................221 Achterbank ......................................................84 Achterbank (toegang) ................
313 Trefwoordenregister F Follow-me-home-verlichting ..................111, 112 Functie snelweg (richtingaanwijzers)............142 G Gereedschap ................................................200 Gewichten .................................... 234, 238, 240 GPS ...............................................................257 Grootlicht ...............................................108, 209 H Halogeenlampen ...........................................207 Handgrepen ..................................
Motoren ........................................ 234, 238, 240 Motorkap .......................................................183 Motorkap, openen .........................................183 Motorolieniveau, controle ...............................45 Motorolieniveaumeterr ............................. 45, 187 Motorruimte ...........................................185, 186 MP3 (CD) ............................................. 269, 289 Multifunctioneel display (met autoradio)...............................
315 Trefwoordenregister Snelheidsbegrenzer...................................... r 174 Snelheidsregelaar......................................... r 176 Snelmenu's........................................... 255, 256 Spaarfase......................................................224 Startblokkering, elektronische ..................92, 95 Starten van de auto.........................92, 161, 166 Stilzetten van de auto .....................92, 161, 166 Stoelen verstellen .....................................
Dit instructieboekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.
11DS3.