Operation Manual
Storin
g
en
Bij een storing in het systeem gaat het
c
ontrolelamp
j
e in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervol
g
ens
g
aat het uit.
Raadplee
g
het CITROËN-netwerk of een
g
ekwalificeerde werkplaats.
Bi
j
slechte weersomstandi
g
heden
(
zware re
g
en, ha
g
el enz.
)
kan het
sy
steem t
ijd
e
lijk
m
i
n
d
er nauw
k
eur
ig
w
e
r
ke
n.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of
van een droo
g
we
g
dek op een nat
we
g
dek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden
(
zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aan
g
ezien voor een voertui
g)
.
L
et er
bij
s
l
ec
h
t weer en
i
n
d
e w
i
nter
a
l
t
ijd
op
d
at
d
e sensoren n
i
et met
modder, sneeuw o
f
i
j
s bedekt zi
j
n.
Plak geen stickers o
f
andere zaken op
het
g
edeelte onder de buitenspie
g
els
waar de waarschuwin
g
slamp
j
es zitten,
o
m
da
t
de
de
dode
-h
oe
k
de
t
ec
ti
e
da
n
mo
g
eli
j
k niet
g
oed werkt. Dit
g
eldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
ac
h
ter
b
umper.
)
O
m
de
z
e
fu
n
c
ti
e
u
it t
e
sc
h
a
k
e
l
e
n
d
ru
k
t u no
g
een
k
eer op
d
e
k
nop:
h
et
c
ontrolelampje gaat uit.
Bi
j
het a
f
zetten van het contact wordt de status
van het s
y
steem op
g
esla
g
en.
D
e
dode
-h
oe
k
de
t
ec
ti
e
w
o
r
d
t
automat
i
sc
h
u
i
t
g
esc
h
a
k
e
ld
a
l
s u een
aan
h
an
g
er tre
k
t met een
d
oor
h
et
C
ITRO
Ë
N-netwerk
g
ehomolo
g
eeerde
tr
e
kh
aa
k.