Operation Manual

187
Rijden
DS4_nl_Chap08_conduite_ed03-2015
Onder winterse omstandigheden blijft
het verklikkerlampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuurwiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
staan).
Als de motor niet direct start, zet dan
het contact af. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor
zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen, zoals
koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging
met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende
4 minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede.
Starten van de motor
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de
neutraalstand of selectiehendel in de stand N of P:
F trap het koppelingspedaal volledig in
(handgeschakelde versnellingsbak),
of
F trap het rempedaal volledig in (automatische
transmissie),
F steek de sleutel in het contactslot; het systeem
herkent de code,
F ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te
draaien.
F Auto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
F Auto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft en activeer
vervolgens de startmotor door de
sleutel in de stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.