Operation Manual
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
1. Remlichten (P21/5W).
2. Parkeerlichten (leds)*.
3. Richtingaanwijzers (PY21W,
amberkleurig).
4. Achteruitrijlichten (P21W).
5. Mistachterlichten (P21W).
Achterlichten
Amberkleurige lampen zoals de
richtingaanwijzers, moeten vervangen
worden door lampen met dezelfde
specificaties en kleur.
De lichten op de achterklep hebben,
met uitzondering van de lichtstroken,
geen functie en zijn uitsluitend om
esthetische redenen aangebracht.
Lampen van remlichten, achteruitrijlichten en richtingaanwijzers vervangen
Deze drie lampen kunnen van buitenaf worden vervangen:
F open de achterklep,
F verwijder het rooster in de bekleding aan
de desbetreffende zijkant,
F draai de twee moeren met een dop of
pijpsleutel 10 los en verwijder de moeren
met de hand,
F neem de stekker van de lamp los,
F verwijder de lampunit voorzichtig door deze
in een rechte beweging naar u toe te trekken,
F verwijder de schuimrubber afdichting,
F klik de twee kleine secundaire stekkers los,
F houd de twee borglippen van elkaar en trek
de fitting los,
F draai de lamp een kwart slag en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moeren goed genoeg vast om te
zorgen voor een goede afdichting.
Draai ze echter niet al te vast, omdat de
achterlichtunit dan zou kunnen barsten.
* led: lichtgevende diode.