Operation Manual

93
Comfor t
DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
5. Airconditioning aan/uit
F Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F Druk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te hervatten. Het
lampje van de toets "A/C" gaat branden.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel vervolgens weer over op de stand
"Buitenlucht".
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen
om de luchtstroom te verdelen
naar:
- de voorruit en de zijruiten,
- de centrale en
zijventilatieroosters,
- de beenruimte van de
passagiers.
U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.
8. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast af te sluiten: in geval van
detectie van vervuiling van de buitenlucht (indien uw
auto voorzien is van een luchtkwaliteitssonde).
Deze treedt in werking bij activering van de
ruitensproeier.
De werking stopt wanneer de buitentemperatuur
beneden de 5°C komt, om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
-
Het branden van het lampje met de
"A" duidt erop dat de luchtrecirculatie
automatisch wordt geregeld.
-
Het branden van het lampje
zonder de "A" duidt erop dat de
luchtrecirculatie handmatig in
werking is gesteld.
- Wanneer de lampjes uit
zijn, betekent dat dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld onafhankelijk van
de detectie van luchtvervuiling.
Geen luchtkwaliteitsensor
Indien uw auto niet voorzien is van
een luchtkwaliteitsensor, druk dan
op deze toets om de luchtrecirculatie
handmatig in werking te stellen.