TYPO CITROEN (OTF) LIGHT 25 PT Instructieboekje
Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk. Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw C4 Picasso. Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto. Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend. Automobile CITROËN houdt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit dit boekje bij te werken.
Inhoudsopgave Overzicht Toegang tot de auto Elektronische sleutel - afstandsbediening Keyless entry and start Centrale vergrendeling Portieren Achterklep Elektrisch bedienbare achterklep Handsfree achterklep Alarm Elektrisch bedienbare ruiten Eco-rijden Rijden 51 53 60 61 63 64 68 70 73 Ergonomie en comfort Instrumentenpaneel 7 inch Touchscreen Instrumentenpanelen Verklikkerlampjes Meters Regelknoppen Boordcomputer 11 17 21 37 45 48 Voorstoelen Achterstoelen Opstelling van de stoelen Stuurwielverste
Inhoudsopgave Verlichting en zicht Spiegels Lichtschakelaar Automatische verlichting Automatisch grootlicht Verlichting overdag Richtingaanwijzers (knipperlichten) Koplampen in hoogte verstellen Meedraaiende koplampen Ruitenwisserschakelaar Ruitensproeiers Automatische ruitenwissers Glazen panoramadak Praktische informatie 203 206 211 212 214 215 215 217 218 220 221 223 Veiligheid Alarmknipperlichten Claxon Urgence-oproep of Assistance-oproep Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) Veiligheidsgordels Ai
Overzicht Exterieur Elektronische sleutel/"Keyless entry and start"-systeem 51-59 - openen/sluiten - diefstalbeveiliging - noodbediening - batterij Panoramadak Allesdragers Accessoires 223 269 266-267 63-69 Achterklep - openen/sluiten - noodbediening Elektrisch bedienbare achterklep 64-67 68-69 Handsfree achterklep Lampen vervangen - achterlichten - derde remlicht - kentekenplaatverlichting - mistachterlichten Parkeerhulp Achteruitrijcamera 360° camera Park Assist Trekhaak (adviezen) Slepen (berging)
Overzicht .
Overzicht Cockpit Plafonniers 121 Binnenspiegel 204 205 Kinderspiegel Panoramadak 223 Urgence-oproep of Assistance224, 332-333 oproep 6 Automatische transmissie 140-144 Buitenspiegels Ruitbediening, blokkering 203-204 73-74 Motorkapontgrendeling 271 Zekeringen dashboard 310-313 Handgeschakelde vijf-/ zesversnellingsbak 139 Instrumentenpaneel Schakelindicator Dimmer dashboardverlichting Verklikkerlampjes Meters - onderhoudsindicator - motorolieniveaumeter - actieradiusmeter AdBlue ® 17-20 145 4
Overzicht .
Overzicht Onderhoud - Gegevens Brandstoftank leeg (diesel, handopvoerpomp) 321 12V-accu 315-318 Spaarfase accu, eco-mode 265 Zekeringen motorruimte 310-311, 314 Gewichten (benzine) Gewichten (diesel) Niveaus controleren - olie - remvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeier-/ koplampsproeiervloeistof Controle van onderdelen - luchtfilter - interieurfilter - oliefilter - elektrische parkeerrem - remblokken/-schijven 274-276 Lampen vervangen - voor - achter 301-309 277-278 Motorkapontgrendeling 271 2
Eco-rijden . Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Instrumentenpaneel 7 inch Touchscreen Het 7 inch touchscreen heeft de volgende functies: bediening van de verwarming/ airconditioning, toegang tot de configuratiemenu's van de functies en de systemen van de auto, bediening van het audiosysteem, de telefoon en weergave van de bijbehorende informatie, en, volgens uitvoering: de weergave van de waarschuwingsmeldingen en de grafische weergave van de parkeerhulp, de permanente weergave van de tijd en de buitentemperatuur (er verschijnt een blauw verklikkerlampj
Instrumentenpaneel Menu's Zie de aanvulling "Audio en datacommunicatie". Instellen van het geluidsvolume/ onderbreken van het geluid. Zie de aanvulling "Audio en datacommunicatie". Bovenste balk Airconditioning. Hiermee kunnen onder andere de temperatuur en de aanjagersnelheid worden ingesteld. Zie de desbetreffende rubrieken voor meer informatie over de verwarming, de handbediende airconditioning en de automatische airconditioning. Online navigatie of Mirror Screen*.
Instrumentenpaneel Menu Rijden Tabblad Parameters Toegang tot de te configureren functies. De functies zijn verdeeld over 4 groepen: Verlichting. Toegang auto. Comfort. Rijhulpsysteem. Groep Functies Verlichting - Toegang auto - Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een van deze functies. - Comfort - Rijhulpsysteem - 1 "Bochtverlichting": inschakelen/uitschakelen van de statische bochtverlichting/meedraaiende koplampen.
Instrumentenpaneel Tabblad Rijhulpsystemen Functie Aanwijzingen Instellingen snelheden Opslaan van de snelheden voor de snelheidsbegrenzer, de snelheidsregelaar, de adaptieve snelheidsregelaar of de adaptieve snelheidsregelaar met stopfunctie. Initialisatie bandenspanningscontrole Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem. Diagnose Overzicht van de actieve waarschuwingen. Lane Departure Warning Inschakelen/uitschakelen van de functie. Parkeerhulp Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Instrumentenpaneel 1 Instellingen De via de bovenste balk toegankelijke functies zijn in onderstaande tabel weergegeven. Voor sommige instellingen moet een secundaire pagina worden geopend. Toets Aanwijzingen Uitschakelen van het scherm. Instellen van de lichtsterkte. Selecteren en configureren van de drie profielen. Instellingen van de touchscreen, het instrumentenpaneel, enz. Inschakelen wifi en wifi-instellingen.
Instrumentenpaneel Toets 16 Desbetreffende functie Aanwijzingen Schermconfiguratie Configureren van de scherminstellingen (weergavewijze van teksten, animaties, ...) en de lichtsterkte. Thema's Keuze van een thema voor instrumentenpaneel type 2. Pers. instr.paneel Keuze van het type weer te geven informatie op instrumentenpaneel type 2. Systeemconfiguratie Keuze van de eenheden: temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit) afstand en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Instrumentenpaneel Digitaal monochroom instrumentenpaneel (type 1) Meters en displays 1. 2. 3. 4. Toerenteller (x 1000 t/min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). Schakelindicator, stand van de selectiehendel en ingeschakelde versnelling bij auto's met automatische transmissie. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph). Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 1 Bedieningstoetsen 5. 6. 7. 8. Brandstofniveaumeter.
Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel met 12 inch HD-kleurenscherm (type 2) Dit instrumentenpaneel kan aan uw persoonlijke wensen worden aangepast. Afhankelijk van de gekozen weergavemodus kan bepaalde informatie worden gemaskeerd. Meters en displays 1. 2. 3. 4. 18 Toerenteller (x 1000 t/min of rpm) (modus "Klokken"). Schakelindicator, stand van de selectiehendel en ingeschakelde versnelling van de automatische transmissie. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Instrumentenpaneel Weergavezones Persoonlijke instellingen voor het instrumentenpaneel type 2 U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel aanpassen door een keuze te maken uit de: kleurthema's, weergavemodi. 1 Keuze van de weergavemodus Elke modus is gekoppeld aan een type informatie dat wordt weergegeven op het configureerbare gedeelte.
Instrumentenpaneel - - "Rijden": weergave van de toerenteller en de informatie met betrekking tot het rijden (afstand tot de voorligger, enz.). - - 20 "Minimaal": geen weergave van informatie. "Navigatie": weergave van de informatie met betrekking tot de huidige routebegeleiding (kaart en aanwijzingen).
Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes 1 De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Bij het aanzetten van het contact Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes ingeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje 22 Status Oorzaak Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten".
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. U hebt de lichtschakelaar in de stand "AUTO" naar u toe getrokken en de functie is ingeschakeld (menu Rijden). Het dimlicht is ingeschakeld, omdat er voldoende omgevingslicht is en/ of de verkeersomstandigheden het gebruik niet toestaan. De camera aan de bovenzijde van de voorruit stuurt het in- en uitschakelen van het grootlicht aan, afhankelijk van de hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie.
Instrumentenpaneel Controlelampje 24 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Voorgloeien dieselmotor permanent. De startknop "START/STOP" is ingedrukt (Contact). Wacht met starten tot het verklikkerlampje uitgaat. Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat het rempedaal (auto's met een automatische transmissie) of het koppelingspedaal (auto's met een handgeschakelde versnellingsbak) ingetrapt blijft.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Automatische ruitenwissers permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd. Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand. Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand "ON". De passagiersairbag is ingeschakeld.
Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding. Controlelampje 26 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Passagiersairbag permanent. De schakelaar op de rechter zijkant van het dashboard staat in de stand "OFF". De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een bijbehorende melding wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel Controlelampje Lane Keeping System + 28 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Het systeem is niet beschikbaar. Het systeem is uitgeschakeld of in de automatische stand-bystand. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Lane Keeping System. knippert. De auto dreigt een onderbroken rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Instrumentenpaneel Controlelampje Service Status Oorzaak Acties / Opmerkingen tijdelijk, in combinatie met een melding. Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het display.
Instrumentenpaneel Controlelampje Elektrische parkeerrem 30 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen knippert. Tijdens het rijden: de parkeerrem is niet volledig vrijgezet. Zet de parkeerrem vrij door kort op de hendel te drukken. Zet als het lampje blijft knipperen de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Laag brandstofniveau permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank. Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Een of meer portieren geopend* permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende portier aangeeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h. Een portier of de achterklep is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding. De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning. De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd. Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
Instrumentenpaneel Controlelampje AdBlue ® (BlueHDidieselmotor) + Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden. De actieradius ligt tussen de 600 en 2400 km. Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen of neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel Controlelampje + + 36 SCRemissieregelsysteem (BlueHDidieselmotor) Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding. Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem. Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Instrumentenpaneel Meters Onderhoudsindicator De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator, op basis van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
Instrumentenpaneel De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Instrumentenpaneel 1 Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. Op 0 zetten van de onderhoudsindicator Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Instrumentenpaneel Koelvloeistoftemperatuurmeter* De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: F wacht tot de motor is afgekoeld, F draai de dop iets los om de druk te laten dalen, F verwijder vervolgens de dop, F vul bij tot aan het merkteken "MAXI". Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A, is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog.
Instrumentenpaneel Motorolieniveaumeter* 1 Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau. Olieniveau correct Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Instrumentenpaneel Actieradiusindicatoren AdBlue® Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Instrumentenpaneel Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius tussen 0 en 600 km Storing in verband met een te laag AdBlue ® -niveau Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje AdBlue gedurende enkele seconden branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul AdBlue bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.
Instrumentenpaneel Als een storing in het SCR-systeem wordt gesignaleerd Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel Kilometerteller en dagteller 1 De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto. Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km of mijl).
Instrumentenpaneel Dimmer dashboardverlichting Hiermee kunt u de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving. De dimmer kan alleen worden bediend als de verlichting van de auto is ingeschakeld (niet als alleen de dagrijverlichting brandt).
Instrumentenpaneel Black panel (comfortweergave voor nachtelijke ritten) Donker scherm (touchscreen) Met deze functie kan tijdens nachtelijke ritten de verlichting van bepaalde delen van het instrumentenpaneel worden uitgeschakeld, zodat de ogen van de bestuurder minder snel vermoeid raken. Op het instrumentenpaneel blijft de belangrijkste rij-informatie verlicht, zoals de wagensnelheid, de verklikkerlampjes en de informatie van de snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar.
Instrumentenpaneel Boordcomputer Instrumentenpaneel type 1 De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). De gegevens zijn toegankelijk via het menu Rijden. Weergave van de informatie op het touchscreen Traject resetten Tabblad met actuele informatie: actieradius, huidig brandstofverbruik, de teller van het Stop & Start-systeem. Traject "1": afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, voor het eerste traject.
Instrumentenpaneel Boordcomputer Instrumentenpaneel type 2 Weergave van informatie op het instrumentenpaneel 1 Traject resetten De gegevens van de boordcomputer worden permanent weergegeven als u de weergavemodus "Klokken" of "Persoonlijk" hebt geselecteerd. Druk bij de andere weergavemodi op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om deze gegevens tijdelijk in een specifiek venster weer te geven.
Instrumentenpaneel Boordcomputer Enkele definities Actieradius Huidig verbruik Afgelegde afstand (km of miles) Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers). (l/100 km, km/l of mpg) Berekend over de laatste verstreken seconden. (km of miles) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Toegang tot de auto Elektronische sleutel - Afstandsbediening Met dit systeem kunt u op afstand de auto vergrendelen en ontgrendelen, de achterklep openen en, afhankelijk van de uitvoering, het inbraakalarm inschakelen. Bovendien kan met dit systeem de auto gelokaliseerd en de motor gestart worden. Het systeem werkt tevens als diefstalbeveiliging.
Toegang tot de auto Vergrendeling van de auto Normale vergrendeling F Druk op deze knop. Als u de knop ingedrukt houdt, gaan de ruiten omhoog tot u de knop loslaat of tot ze gesloten zijn. Let erop dat niets het correcte sluiten van de ruiten in de weg staat. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren. De richtingaanwijzers gaan enkele seconden branden. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto worden de buitenspiegels ingeklapt en wordt het alarm ingeschakeld.
Toegang tot de auto Keyless entry and start Ontgrendelen van de auto Selectief ontgrendelen Systeem waarmee de auto ontgrendeld (geopend), vergrendeld (gesloten) en gestart kan worden zonder dat u de elektronische sleutel tevoorschijn hoeft te halen. De elektronische sleutel kan ook worden gebruikt als afstandsbediening. Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de elektronische sleutel en de afstandsbediening.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto Normale vergrendeling F Druk, als de sleutel zich binnen de detectiezone A bevindt, met een vinger op een van de voorportiergrepen (bij de merktekens) of druk op de vergrendelknop op de achterklep (rechts) om de auto te vergrendelen. Als u de knop ingedrukt houdt, gaan de ruiten omhoog tot u de knop loslaat of tot ze gesloten zijn. De auto kan niet worden vergrendeld als een van de sleutels is achtergebleven in het interieur van de auto.
Toegang tot de auto 2 Supervergrendeling De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit openen van de portieren. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de schakelaar van de centrale vergrendeling in het interieur buiten werking. Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.
Toegang tot de auto Als een van de portieren of de achterklep geopend is of als een van de elektronische sleutels van het Keyless entry and start-systeem zich in de auto bevindt, werkt de centrale vergrendeling niet. Daarentegen wordt het alarmsysteem (indien aanwezig) na ongeveer 45 seconden ingeschakeld. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen ongeveer 30 seconden een van de portieren of de achterklep wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.
Toegang tot de auto Noodprocedure 2 Noodprocedure voor openen/sluiten met de geïntegreerde sleutel Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt en in het geval van een storing in het "keyless entry and start"systeem: lege batterij, accu ontladen of losgekoppeld, ... auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling. F Ontgrendel de knop 1 en haal de mechanische noodsleutel 2 uit de elektronische sleutel.
Toegang tot de auto 58 Storing in en resetten van de afstandsbediening Batterij vervangen Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. F Steek eerst de mechanische sleutel (ondergebracht in de afstandsbediening) in het slot om de auto te ontgrendelen. F Plaats de elektronische sleutel in de lezer.
Toegang tot de auto Elektronische sleutel verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en, indien mogelijk, met het kaartje voorzien van de sleutelcode naar het CITROËN-netwerk. Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen. 2 Elektronische sleutel De radiografische elektronische sleutel is een systeem met een groot bereik.
Toegang tot de auto Centrale vergrendeling Handbediende centrale vergrendeling F Druk op deze knop om de centrale vergrendeling van de auto (portieren en achterklep) vanuit het interieur te bedienen. F Druk nogmaals op de knop om de auto volledig te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Portieren Openen Sluiten Van buitenaf Van binnenuit F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of met het Keyless entry and start-systeem en trek aan de portiergreep. F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen.
Toegang tot de auto Noodbediening Hiermee kunnen de portieren mechanisch worden vergrendeld of ontgrendeld bij een lege accu of in het geval van een storing in de centrale vergrendeling. Bestuurdersportier (vergrendelen/ontgrendelen) F Steek de sleutel in het portierslot om het portier te vergrendelen/ontgrendelen. U kunt deze procedure ook bij het andere voorportier uitvoeren.
Toegang tot de auto Achterklep Achterklep openen Sluiten van de achterklep Met de elektronische sleutel/ afstandsbediening F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgrepen aan de binnenzijde van de klep. F Laat de handgrepen los en duw de achterklep dicht. F Houd deze knop lang ingedrukt om de achterklep te openen. Als de auto vergrendeld was, wordt door deze handeling de auto eerst ontgrendeld. F Open de achterklep.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare achterklep Algemeen De elektrische bediening van de achterklep kan worden in- of uitgeschakeld door in het menu Rijden van het touchscreen " Elektrisch bedienbare achterklep " te selecteren. Antiklemvoorziening De elektrisch bedienbare achterklep is voorzien van een obstakeldetectiesysteem.
Toegang tot de auto Werking Elektrisch openen Elektrisch sluiten U kunt de elektrisch bedienbare achterklep op verschillende manieren openen of sluiten: met de elektronische sleutel van het Keyless entry and start-systeem (A), met de knop op de buitenzijde van de achterklep (B), met de knop aan de binnenzijde van de achterklep (C), door een trappende beweging te maken, als uw auto is voorzien van de functie handsfree openen.
Toegang tot de auto Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch wordt geopend en gesloten, kan het voorkomen dat de elektromotor te warm wordt waardoor de elektrische bediening tijdelijk niet meer mogelijk is. Wacht 10 minuten met het bedienen van de achterklep om de elektromotor te laten afkoelen. Bedien de achterklep handmatig als u niet zo lang wilt wachten.
Toegang tot de auto Resetten van de elektrisch bedienbare achterklep Deze handeling is noodzakelijk als de klep niet meer beweegt, bijvoorbeeld na detectie van een obstakel of het loskoppelen en weer aansluiten van de accu. F Open, indien nodig, de achterklep handmatig. F Sluit de achterklep volledig en handmatig. Neem als het probleem hierdoor niet wordt verholpen contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Toegang tot de auto Handsfree achterklep De elektrisch bedienbare achterklep kan worden voorzien van een handsfree functie, zodat u de achterklep kunt openen of sluiten terwijl u de handen vol hebt. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de elektrisch bedienbare achterklep. Als de auto is vergrendeld, wordt deze eerst ontgrendeld voordat de achterklep wordt geopend. Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u de snelle trapbeweging onder de achterbumper maakt.
Toegang tot de auto Storingen Als de achterklep ondanks meerdere trappende bewegingen niet opent, wacht dan enkele seconden alvorens het opnieuw te proberen. De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij zware regenval en als er een laag sneeuw op de achterklep ligt. Als de functie niet werkt, controleer dan of de werking van de elektronische sleutel niet wordt gehinderd door elektromagnetische straling (smartphone, ...). De functie werkt mogelijk minder goed als u een beenprothese draagt.
Toegang tot de auto Alarm Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging: Automatische beveiligingsfunctie Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren. Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de knop of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen. - Omtrekbeveiliging Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Uitschakelen F Druk op een van de ontgrendelknoppen van de afstandsbediening: kort indrukken lang indrukken of F Ontgrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem. Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het verklikkerlampje van de knop is uit en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Toegang tot de auto Afgaan van het alarm Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden. Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld. Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare ruiten Handbediening Antiklemvoorziening Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open. Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen en trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten.
Toegang tot de auto Blokkering van de ruitbediening achter Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren. Ter bevestiging gaat het verklikkerlampje van de knop branden en wordt er een melding weergegeven. Het lampje blijft branden zolang de blokkering is ingeschakeld. Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via het bedieningspaneel op het bestuurdersportier te bedienen.
Ergonomie en comfort Voorstoelen De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Verstel omwille van de veiligheid de stoelen alleen als de auto helemaal stilstaat. 3 Handmatig verstellen Lengterichting F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. Probeer, als de gewenste stand is bereikt, de stoel licht naar voren of naar achteren te bewegen zonder de beugel te gebruiken, om te controleren of het stoelmechanisme vergrendeld is.
Ergonomie en comfort Rugleuning van de passagiersstoel F Beweeg de hendel omhoog of draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen. Laat de hendel los als de rugleuning zich in de gewenste positie bevindt. Houd de rugleuning tijdens het verstellen tegen met uw rug of een hand om te voorkomen dat deze plotseling naar voren klapt. 76 Tafelstand van de rugleuning van de passagiersstoel Controleer of er geen voorwerpen boven of onder de stoel de beweging van de stoel kunnen hinderen.
Ergonomie en comfort Voorstoelen Elektrische verstelling 3 In lengterichting (bestuurdersstoel) Rugleuninghoek Hoogte en hoek zitting F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen. F Beweeg het achterste gedeelte van de schakelaar omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting in te stellen.
Ergonomie en comfort Opslaan van zitposities in het geheugen Opslaan van een zitpositie Met de toetsen M / 1 / 2 Dit systeem slaat de elektrische instellingen van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels op. U kunt twee standen opslaan en later oproepen met de toetsen aan de zijkant van de bestuurdersstoel. F Zet het contact aan. F Zet uw stoel en de buitenspiegels in de gewenste stand. F Druk op de toets M en vervolgens binnen 4 seconden op de toets 1 of 2.
Ergonomie en comfort Aanvullende instellingen Elektrisch verstelbare lendensteun Verwijderen van de hoofdsteun 3 F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen. F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning en druk gelijktijdig op de pal A. F Druk de schakelaar in om de lendensteun naar wens in te stellen. Hoogte en hoek van de hoofdsteun (volgens uitvoering) F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.
Ergonomie en comfort Massagefunctie Inschakelen F Druk op deze knop. Het controlelampje van de functie gaat branden en de massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage worden gevolgd door 4 minuten rust). Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het controlelampje gaat dan uit.
Ergonomie en comfort Bediening stoelverwarming Armsteun voor 3 Passagiersstoel met elektrische verstelling F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de onderbeensteun uit of in te klappen. Zodra u de schakelaar loslaat, stopt de beweging. Controleer alvorens de onderbeensteun te bedienen of deze ongehinderd kan bewegen. F Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd: 0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog.
Ergonomie en comfort Stoelen op de tweede zitrij De drie stoelen op de tweede zitrij zijn onafhankelijk van elkaar en zijn alle drie even breed. De rugleuningen zijn verstelbaar om de inhoud van de bagageruimte te kunnen aanpassen. Verstelling in lengterichting F Til de hendel A, aan de voorzijde van de zitting, omhoog en zet de stoel in de gewenste stand. A. Verstelling in lengterichting: til de hendel op. B. Verstelling van de rugleuning: trek aan de riem en beweeg de stoel naar achteren. C.
Ergonomie en comfort "Comfortpositie" Hoofdsteunen achter 3 F Trek aan de riem B en beweeg de stoel naar achteren. De rugleuning en de zitting worden iets gekanteld. Een stoel weer in de uitgangspositie zetten F Trek aan de riem B en beweeg de stoel naar voren. Houd kinderen in de gaten wanneer ze zelf de stoelen verstellen. De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en kunnen in twee standen worden gezet: omhoog, om ze te gebruiken, omlaag, als ze niet worden gebruikt.
Ergonomie en comfort Vlakke laadvloer Elke stoel kan worden neergeklapt zodat u de bagageruimte naar eigen wens kunt indelen. Een stoel neerklappen F Plaats de stoelen zo ver mogelijk naar achteren. Van buitenaf F Trek de lus C stevig naar boven, zoals aangegeven door de pijl, om de stoel te ontgrendelen; houd de lus strak tot de stoel volledig is neergeklapt. Kantel de rugleuning naar voren op de zitting en klap vervolgens de complete stoel op de vloer neer.
Ergonomie en comfort Een stoel overeind zetten Verbindingspanelen F Zet indien nodig de verbindingspanelen van de stoelen van de tweede zitrij rechtop en vergrendel ze. F Kantel de rugleuning terug en druk deze naar achteren tot hij vergrendeld is. Elke stoel is voorzien van een verbindingspaneel aan de onderzijde van de rugleuning.
Ergonomie en comfort Toegang tot de zitplaatsen op de derde zitrij De zitplaatsen op de derde zitrij zijn bereikbaar via de buitenste stoelen op de tweede zitrij. F Trek aan hendel E. De stoel wordt ontgrendeld en de zitting klapt tegen de rugleuning. F Houd hendel E rechtop en druk de stoel naar voren. Het geheel schuift in de richting van de voorstoel. Via de ruimte die achter de stoel vrijkomt, kunnen de passagiers de zitplaatsen op de derde zitrij bereiken.
Ergonomie en comfort Stoelen op de 3e zitrij Overeindzetten van de stoelen Harmonicapanelen 3 De twee harmonicapanelen, die vast met de auto zijn verbonden, bedekken de twee stoelen van de derde zitrij, als deze zijn ingeklapt. De beide harmonicapanelen kunnen elk een gewicht van maximaal 100 kg dragen. Samenvouwen van de harmonicapanelen Trek aan de lus: de drie delen van de vloerplaat vouwen zich samen als een harmonica.
Ergonomie en comfort Opbergen van de stoelen F Duw de rugleuning vervolgens iets naar voren. De rugleuning kantelt en wordt ingeklapt op de zitting. De ingeklapte stoel bevindt zich in de hiervoor bestemde opbergruimte. F Breng de harmonicapanelen weer over de ingeklapte stoelen aan. F Klap de panelen achter de stoelen op de tweede zitrij omhoog en vergrendel deze. F Schuif de hoofdsteunen omlaag. F Plaats het harmonicapaneel in verticale positie achter de stoel.
Ergonomie en comfort Opstelling van de stoelen en indeling van het interieur Voorbeelden voor de indeling 3 5 zitplaatsen 3 zitplaatsen 4 zitplaatsen Vervoeren van bagage 89
Ergonomie en comfort Voorbeelden voor de indeling 7 zitplaatsen Vervoeren van bagage 4 zitplaatsen Teneinde de beschikbare ruimte in uw auto flexibeler te kunnen benutten, kunt u de achterstoelen op de tweede zitrij neerklappen en de achterstoelen op de derde zitrij in de vloer laten verdwijnen. Op deze manier beschikt u over een laadvloer die doorloopt tot aan de voorstoelen. De stoelen mogen uitsluitend bij stilstaande auto worden neer- of opgeklapt.
Ergonomie en comfort Stuurwielverstelling 3 F Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. F Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Ergonomie en comfort Ventilatie Luchttoevoer De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd. Luchtgeleiding De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), toevoer via het verwarmingscircuit, toevoer via het circuit van de airconditioning.
Ergonomie en comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Ergonomie en comfort Verwarming De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op de toets van het menu Airconditioning om de pagina met het bedieningspaneel van het systeem weer te geven. Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de gewenste aanjagersnelheid. Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke stand te zetten wordt de aanjager volledig uitgeschakeld.
Ergonomie en comfort Handbediende airconditioning met gescheiden temperatuurregeling De handbediende airconditioning werkt bij draaiende motor. De temperatuur van de lucht die uit de ventilatieroosters en -openingen stroomt, wordt door het systeem geregeld afhankelijk van de temperatuur in het interieur en de ingestelde waarden voor de temperatuur. Druk op de toets van het menu Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.
Ergonomie en comfort Luchtverdeling Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Airconditioning aan/uit Met deze toetsen regelt u de verdeling van de luchtstroom naar het interieur. De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Ergonomie en comfort Automatische airconditioning met gescheiden regeling Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties zijn ook beschikbaar bij aangezet contact. Het inschakelen van de airconditioning, de temperatuur, de luchtopbrengst en de luchtverdeling in het interieur worden automatisch geregeld. Druk op de toets van het menu Airconditioning om de pagina met de bedieningsfuncties van de airconditioning op het scherm weer te geven.
Ergonomie en comfort Regeling luchtverdeling Airconditioning AAN/UIT Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Met deze toetsen kan de lucht over het interieur worden verdeeld door meerdere uitstroomopeningen te combineren. De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen. Dit systeem maakt het mogelijk om: in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen, in de winter, bij temperaturen hoger dan 3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Ergonomie en comfort Automatisch programma "comfort" F Druk op deze toets om het automatische programma van de airconditioning in of uit te schakelen. Als het lampje van de toets brandt, werkt het airconditioningssysteem automatisch: afhankelijk van het comfortniveau dat u hebt geselecteerd, zorgt het systeem voor een optimale temperatuur, luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur. U kunt altijd de instellingen handmatig wijzigen. In dat geval gaat het lampje van de toets uit.
Ergonomie en comfort Functie "Mono" Functie "Rear" Het comfortniveau aan passagierszijde kan worden aangepast aan het comfortniveau aan bestuurderszijde (monozone). Als deze functie is ingeschakeld, worden de bedieningselementen voor de achterpassagiers geactiveerd en: wordt de lucht van de airconditioning verspreid via de ventilatieroosters van de 2e zitrij, wordt de lucht van de omgeving verspreid via de ventilatieroosters van de 3e zitrij.
Ergonomie en comfort Instellingen voor de passagiers op de 3e zitrij F Druk op de afsluiter van het ventilatierooster. F Regel de luchtopbrengst uit de twee ventilatieroosters met de draaiknop met vier standen (uit, laag, gemiddeld, hoog). F Draai het ventilatierooster met behulp van de afsluiter in de gewenste richting.
Ergonomie en comfort Ontwasemen Ontdooien vóór Ontwaseming - Ontdooiing achterruit Aan F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden. Uit F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Het lampje van de toets gaat branden.
Ergonomie en comfort Parfumeur De parfumeur verspreidt een parfum in het interieur via de middelste ventilatieroosters. Deze auto is afgeleverd zonder geurpatroon. U dient zelf een geurpatroon te plaatsen voor u gebruik kunt maken van de parfumeur. Parfumeur uitnemen Parfumeur plaatsen 3 Dosering F Druk knop A in en draai deze een kwartslag naar links tot de aanslag. F Verwijder de parfumeur uit het dashboard. F Vervang de geurpatroon (zie "Geurpatroon vervangen").
Ergonomie en comfort Vervangen van een geurpatroon De navulverpakking voor de parfumeur bestaat uit een geurpatroon B en een houder C. F Verwijder de beschermfolie D. F Plaats de kop van geurpatroon B op knop A van de parfumeur. F Verdraai de geurpatroon een kwartslag om deze in de knop te vergrendelen en verwijder de houder. F Breng de parfumeur op zijn plaats. U kunt de geurpatronen op elk moment vervangen en de aangesproken geurpatronen in hun originele houder bewaren.
Ergonomie en comfort Indeling vóór 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Zonneklep Kaarthouder. Dashboardkastje. Middelste opbergvak Dit bevat de elektrische en audioaansluitingen. Hoge middenconsole met afsluitbaar opbergvak, lage middenconsole of uitneembare middenconsole. Bekerhouder. Portiervakken. Opbergvak onder het stuurwiel. (Boorddocumentatie).
Ergonomie en comfort Verschuifbare zonneklep Dashboardkastje Verschuifbare zonneschermen Zonnekleppen Met de verschuifbare zonneschermen kunt u zich beschermen tegen invallend zonlicht. De schermen zijn met de hand instelbaar. F Schuif het zonnescherm in de gewenste stand door te drukken bij A. De zonnekleppen sluiten aan op de zonneschermen. Klap de zonneklep omlaag om verblinding te voorkomen.
Ergonomie en comfort Uitneembare middenconsole De uitneembare middenconsole is een verwijderbare opbergruimte die aan de lage middenconsole wordt bevestigd. De console bevat een schuifklep, een open opbergvak en twee bekerhouders. Verwijderen van de uitneembare middenconsole Plaatsen van de uitneembare middenconsole F Beweeg de ontgrendelknop aan de voorzijde van de console omhoog. F Beweeg met één hand het voorste deel van de console omhoog.
Ergonomie en comfort Middelste opbergvak 230 V / 50 Hz stopcontact F Middelste opbergvak openen: trek aan de handgreep en beweeg het deksel omlaag. Bij het openen van het opbergvak gaat de verlichting ervan branden. De verlichting kan worden uitgeschakeld door middel van een knop aan de bovenzijde. Afhankelijk van de uitvoering kan het opbergvak zijn voorzien van: 1 stopcontact 230V, 1 12V-aansluiting, 1 USB-aansluiting, 1 JACK-aansluiting.
Ergonomie en comfort 12V-aansluiting JACK-aansluiting USB-aansluiting 3 F Til, wanneer u een accessoire van 12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het deksel op en sluit een geschikte adapter aan. Houd rekening met het maximale vermogen van de aansluiting (anders kans op beschadiging van uw accessoire).
Ergonomie en comfort Opbergruimtes Matten Bevestigen Verwijderen Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: F zet de stoel in de achterste stand, F maak de bevestigingen los, F verwijder vervolgens de mat. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto voorzien van opbergruimtes onder de voorstoelen. Openen Terugplaatsen Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: F leg de mat goed op zijn plaats, F druk de bevestigingen vast, F controleer of de mat goed vastzit.
Ergonomie en comfort Opbergruimte onder Voorzieningen achter het stuurwiel Tafeltjes achterin Lichtspots 3 Tafeltje opgeklapt Deze opbergruimte onder het stuurwiel is bestemd voor de boorddocumentatie van uw auto. Tafeltje geopend Deze tafeltjes, die aan de rugleuningen van de voorstoelen zijn bevestigd, zijn voorzien van een bekerhouder A en een bevestigingsband B. F Trek aan het tafeltje om het uit te klappen. F Klap het tafeltje, om het te sluiten, volledig omhoog totdat de vergrendeling aangrijpt.
Ergonomie en comfort Zonneschermen voor de zijruiten Opbergvakken 12V-aansluiting De zonneschermen voor de zijruiten van de 2e zitrij beschermen het interieur tegen de zon. De auto is voorzien van opbergvakken in de voetenruimte voor de achterpassagiers. Neem het deksel bij de uitsparing vast om het te openen. F Til, wanneer u een accessoire van 12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het deksel op en sluit een geschikte adapter aan.
Ergonomie en comfort Multimedia achter Beschrijving Het multimediasysteem biedt de achterpassagiers de mogelijkheid één of twee externe apparaten (audio- of videospeler, spelcomputers, DVD-speler, enz.) aan te sluiten. Het geluid wordt weergegeven via twee draadloze Bluetooth ® -koptelefoons en het beeld wordt weergegeven op de twee in de hoofdsteunen van de voorstoelen geïntegreerde 7 inch-beeldschermen.
Ergonomie en comfort Werking F U kunt op elk moment de videobron (met de toets 6 of 7 van het bedieningspaneel: het controlelampje van de geselecteerde videobron gaat branden) of het audiokanaal wijzigen (met de kanaalkiezer op de koptelefoon). Op het multimediasysteem kan ook een derde koptelefoon worden aangesloten (niet bijgeleverd). 1. 2.
Ergonomie en comfort Voorzieningen bagageruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ergonomie en comfort Hoedenplank Haken Verwijderen van de hoedenplank: F maak de twee koorden los, F til de hoedenplank iets op en verwijder hem. Hieraan kunt u een tas ophangen. Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen: rechtop achter de voorstoelen, of plat in de bagageruimte.
Ergonomie en comfort Voorzieningen in de bagageruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Bagageafdekscherm (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) Uitneembare lamp (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) Harmonicapanelen 12V-aansluiting (max.
Ergonomie en comfort Bagageafdekscherm Bij de opstelling met 5 zitplaatsen bevindt dit zich achter de stoelen op de tweede zitrij, de stoelen van de derde zitrij zijn weggeklapt. Bij de opstelling met 7 zitplaatsen is het opgeborgen achter de stoelen van de derde zitrij. Plaatsen Verwijderen F Breng het linker en rechter uiteinde van het oprolmechanisme van het bagageafdekscherm in de uitsparingen A aan, met de flap naar voren gericht. F Rol het afdekscherm af tot aan de stijlen van de bagageruimte.
Ergonomie en comfort 3 Opbergen achter de stoelen van de 3e zitrij F De stoelen van de 3e zitrij moeten zijn weggeklapt. F Vouw de twee eerste harmonicapanelen op. F Kantel het scherm enigszins om het in de ruimte boven de armsteunen te plaatsen, de ene zijde voor de andere zijde. F Schuif het scherm tot in de uitsparingen aan de achterzijde van de bagageruimte, met de twee flappen omlaag gericht. F Zet de stoelen van de 3e zitrij overeind.
Ergonomie en comfort Uitneembare lamp Deze lamp, die in de zijwand van de bagageruimte is aangebracht, kan als verlichting van de bagageruimte en als zaklamp gebruikt worden. Gebruik F Verwijder de lamp door deze aan de bovenzijde uit de houder te trekken. F Druk de schakelaar op de achterzijde in om de lamp in of uit te schakelen. F Klap de steun aan de achterzijde uit om de lamp neer te zetten en de lichtbundel te richten, bijvoorbeeld tijdens het verwisselen van een wiel.
Ergonomie en comfort Plafonniers Plafonnier vóór - achter In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: als de auto wordt ontgrendeld, als de elektronische sleutel uit de lezer wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren. De verlichting in de buitenspiegels gaat alleen branden als de plafonnier in deze stand staat.
Ergonomie en comfort Sfeerverlichting Verlichting beenruimte De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. Inschakelen De gedempte verlichting van de beenruimte verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. Als het buiten donker is, gaat de verlichting van het dashboard, de middenconsole, de plafonnier, enzovoort automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld.
Rijden Rijadviezen Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op. Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties. Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in. Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden Bij het trekken van een aanhanger Gewichtsverdeling Koeling Remmen F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.
Rijden Starten - afzetten van de motor met de elektronische sleutel Starten van de motor F Druk kort op de " START/STOP "knop. De stuurkolom wordt ontgrendeld en vrijwel direct daarna wordt de motor gestart (zie de waarschuwing met betrekking tot uitvoeringen met dieselmotor). F Zet de selectiehendel in de stand P of N (auto's met automatische transmissie) of de versnellingshendel in de neutraalstand (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). F Steek de elektronische sleutel in de lezer.
Rijden Afzetten van de motor F Zet de auto stil. F Zet de selectiehendel in de stand P of N (auto's met automatische transmissie) of de versnellingshendel in de neutraalstand (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). F Druk op de " START/STOP "knop. De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld. F Verwijder de elektronische sleutel uit de lezer. Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet. Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden Starten - afzetten van de motor met keyless entry and start Starten van de motor De elektronische sleutel van het keyless entry and start-systeem moet zich binnen de detectiezone bevinden. De elektronische sleutel hoeft niet in de noodlezer te worden gestoken. F Druk kort op de " START/STOP "knop en houd daarbij het pedaal ingetrapt tot de motor draait. Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor start bijna direct. Zie de onderstaande waarschuwing voor auto's met een dieselmotor.
Rijden Afzetten van de motor Sleutel niet herkend F Zet de auto stil. F Zet de selectiehendel in de stand P of N (auto's met automatische transmissie) of de versnellingshendel in de neutraalstand (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). F Druk terwijl de elektronische sleutel zich in de auto bevindt op de " START/STOP "-knop. De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld. Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Rijden Noodprocedure voor het afzetten van de motor Spoedprocedure voor het afzetten van de motor Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het rijden). Houd de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt. In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra de auto stilstaat.
Rijden Aanzetten van het contact Diefstalbeveiliging Elektronische startbeveiliging (zonder te starten) Druk, met de elektronische sleutel van het keyless entry and start-systeem in de lezer of in het interieur van de auto, zonder een pedaal in te trappen op de "START/STOP"-knop om het contact aan te zetten. F Druk op de "START/STOP"-knop: de verlichting en lampjes van het instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de motor wordt gestart.
Rijden Elektrische parkeerrem Verklikkerlampje werking Dit verklikkerlampje gaat zowel op het instrumentenpaneel als op de hendel branden om te bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken. Wanneer de automatische werking is geactiveerd, zorgt dit systeem ervoor dat de parkeerrem automatisch wordt aangetrokken bij het afzetten van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij het wegrijden.
Rijden Handbediende werking Handmatig vrijzetten Sticker op het portierpaneel Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de verklikkerlampjes van de parkeerrem op het instrumentenpaneel en op de hendel moeten allebei permanent branden. Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven als het bestuurdersportier wordt geopend.
Rijden Automatische werking Automatisch vrijzetten Controleer eerst of de motor is gestart en het bestuurdersportier goed is gesloten. De elektrische parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden: F Handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelingspedaal volledig in en schakel de 1e versnelling of de achteruitversnelling in; geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen. F Automatische transmissie: selecteer de stand D, M of R en geef vervolgens gas.
Rijden Bijzonderheden Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn om de parkeerrem handmatig aan te trekken. Stilzetten van de auto bij draaiende motor Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor kort aan de hendel. Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd door het verklikkerlampje remsysteem en het verklikkerlampje P op de hendel in combinatie met de melding "Parkeerrem aangetrokken".
Rijden Uitschakelen van de automatische werking Onder bepaalde omstandigheden, zoals bij zeer koud weer of het trekken van een aanhangwagen (bijv. caravan) of het slepen van een auto, kan het nodig zijn de automatische werking van het systeem uit te schakelen. F Start de motor. F Trek met de hendel de parkeerrem aan als deze is vrijgezet. F Laat het rempedaal volledig los. F Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de stand voor het vrijzetten. F Laat de hendel los.
Rijden Storingen De verschillende mogelijke storingen zijn in onderstaande tabel beschreven. Raadpleeg bij een storing in de elektrische parkeerrem zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Situaties Gevolgen Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van dit verklikkerlampje. - Automatisch vrijzetten niet mogelijk. Als u de parkeerrem automatisch probeert vrij te zetten, wordt, als de parkeerrem is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven.
Rijden Situaties Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van deze verklikkerlampjes. Gevolgen De parkeerrem is defect; de handmatige en elektrische bediening werken mogelijk niet meer. Om bij stilstand de auto op zijn plaats te houden: Trek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden.
Rijden Hill Start Assist Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, bij bepaalde hellingcondities, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Rijden Handgeschakelde 5-versnellingsbak Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de achteruitversnelling Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen. 4 Als u dit niet doet, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (door per ongeluk inschakelen van de 3e of 4e versnelling).
Rijden Automatische transmissie Deze automatische transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden: een geautomatiseerde stand, waarbij het schakelen automatisch geregeld wordt door de transmissie, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen. een sequentiële stand, waarbij de bestuurder zelf kan schakelen met behulp van de flippers achter het stuurwiel. U kunt op elk moment overschakelen van de ene naar de andere stand.
Rijden Flippers achter het stuurwiel Weergave op het instrumentenpaneel Wegrijden F Houd het rempedaal ingetrapt en selecteer de stand P of N. F Start de motor. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een melding op het display. Flipper voor opschakelen, rechts van het stuurwiel. F Trek de flipper "+" naar u toe om op te schakelen. -. Flipper voor terugschakelen, links van het stuurwiel. F Trek de flipper "-" naar u toe om op te schakelen. +.
Rijden F Controleer of de selectiehendel in de door het instrumentenpaneel aangegeven stand staat. F Neem uw voet geleidelijk van het rempedaal. F Als de parkeerrem is vrijgezet, zet de auto zich direct in beweging. Als de parkeerrem is aangetrokken en de automatische bedieningsfunctie is geactiveerd, trap dan geleidelijk het gaspedaal in. Als de parkeerrem niet automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of de voorportieren correct zijn gesloten. Trap nooit gelijktijdig het rempedaal en het gaspedaal in.
Rijden Sequentiële stand Geautomatiseerde stand F Selecteer de stand D. Op het instrumentenpaneel worden de aanduiding D en de ingeschakelde versnelling weergegeven. De transmissie werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters: een zo laag mogelijk brandstofverbruik, de rijstijl, het profiel van de weg, de belading van de auto.
Rijden Stilzetten van de auto Voordat u de motor afzet kunt u de selectiehendel in de stand P of N zetten om de transmissie in de neutraalstand te zetten. Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de auto tegen wegrollen te beveiligen, behalve als de automatische werking van de parkeerrem is geactiveerd.
Rijden Opschakelindicator Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. Bij uitvoeringen met automatische transmissie werkt dit systeem alleen in de handbediende stand. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Voorbeeld: - U rijdt in de derde versnelling.
Rijden Stop & Start Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten. Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Rijden Handmatig uitschakelen/ inschakelen Overgang naar de START-stand Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - - bij een handgeschakelde versnellingsbak, als u het koppelingspedaal volledig intrapt, bij een automatische transmissie: ● als u, met de selectiehendel in de stand D of M, het rempedaal loslaat, ● als u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand D of M zet, ● of als u de achteruitversnelling inschakelt.
Rijden Storing Openen van de motorkap Schakel omwille van uw veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om verwondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen. Rijden op een overstroomde weg Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijadviezen, met name over het rijden op overstroomde wegen.
Rijden Snelheden opslaan Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer (maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid). U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen. Opslaan Deze functie kan worden ingesteld via het menu Rijden van het touchscreen tablet. F Selecteer het tabblad "Rijhulpsystemen" en vervolgens " Inst.
Rijden Snelheidslimietherkenning Dit systeem geeft de door de camera gedetecteerde toegestane maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel. Specifieke snelheidslimieten, bijvoorbeeld die voor vrachtwagens, worden niet weergegeven. De op het instrumentenpaneel weergegeven snelheidslimiet wordt bijgewerkt als u een bord met een snelheidslimiet bestemd voor personenauto's en lichte bedrijfswagens passeert.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Weergave van de snelheid 4 Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt geen informatie over de snelheidslimiet. 1. 2. Weergave van de snelheidslimiet. of Weergave van het einde van de snelheidslimiet. De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn snelheid aanpassen op basis van de door het systeem geleverde gegevens.
Rijden Grenzen van het systeem Opslaan van de snelheidslimiet als ingestelde snelheid De regelgeving met betrekking tot snelheidslimieten verschilt per land. Het systeem houdt geen rekening met lagere snelheidslimieten die in de volgende gevallen van kracht kunnen zijn: slecht weer (regen, sneeuw), luchtvervuiling, trekken van een aanhangwagen of caravan, rijden met een noodreservewiel of sneeuwkettingen, rijden met een band die met een bandenreparatieset is gerepareerd, beginnende bestuurders, ...
Rijden Opslaan van de snelheid 4 F Schakel de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar in. De informatie over de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar wordt weergegeven. Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, geeft het systeem de snelheidslimiet weer. U kunt dan deze snelheid als nieuwe ingestelde snelheid opslaan. De letters "MEM" knipperen enkele seconden op het display. F Druk eerst op deze toets om de voorgestelde snelheidslimiet te kunnen opslaan.
Rijden Snelheidsbegrenzer "LIMIT" De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen. Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de toets.
Rijden Inschakelen / Pause Instellen van de maximumsnelheid (instelling) - F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). F Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid).
Rijden Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Storing F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden. De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden (bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Rijden Snelheidsregelaar "CRUISE" Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
Rijden Inschakelen - F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). F Druk op de toets 2 of 3: de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid. De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON). Pause U kunt de werking van de snelheidsregelaar tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).
Rijden Storing Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Rijden Adaptieve snelheidsregelaar Dit systeem handhaaft niet alleen de door de bestuurder ingestelde snelheid, maar helpt, als de omstandigheden het toelaten, ook een veilige afstand in tijd tussen uw auto en uw voorligger te bewaren. Keuze van het type snelheidsregelaar De keuze voor de "normale" of de "adaptieve" snelheidsregelaar kunt u maken via het menu Rijden. F Zet de rolknop van de snelheidsregelaar in de stand "CRUISE".
Rijden Algemeen De adaptieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen. De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor. Het bereik van de adaptieve snelheidsregeling is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt (30 km/h).
Rijden Bediening op het stuurwiel 1. 2. 162 Selecteren van de snelheidsregelaar. Programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid / Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid / Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken / Hervatten van de snelheidsregeling. 5. Overzicht van de opgeslagen snelheid, of Programmeren van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheid. 6.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Wijzigen van de afstand tot de voorligger Druk op de toets 6 om een nieuwe instelling voor de afstand tot de voorligger te selecteren uit één van de 3 niveaus ("Dichtbij", "Normaal", "Ver"). Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen, ongeacht de status van de functie.
Rijden Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen In de onderstaande tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven. Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven. Pictogram Weergave op het instrumentenpaneel Bijbehorende melding Toelichting Geen voertuig gesignaleerd: het systeem werkt als een conventionele snelheidsregelaar.
Rijden Beperkingen van de werking Als de adaptieve snelheidsregelaar automatisch wordt onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Rijden Storing In het geval van een storing van de adaptieve snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en de weergave van de melding "Storing functies hulp bij het rijden". Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Let tijdens het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Rijden Adaptieve snelheidsregelaar met Stop-functie Dit systeem heeft twee functies: automatisch aanhouden van de door de bestuurder ingestelde snelheid, automatisch aanhouden van een bepaalde afstand tot uw voorligger. Het systeem versnelt de auto of remt deze af door automatisch het motortoerental te regelen en het remsysteem te bedienen. Daarvoor beschikt het systeem over een in het midden van de voorbumper geplaatste radar die een bereik heeft van maximaal 150 meter.
Rijden Bediening aan de stuurkolom Weergave op het instrumentenpaneel 1. 2. 7. 8. Selecteren van de snelheidsregelaar. Programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid / Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid / Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken / Hervatten van de snelheidsregeling. 5. Programmeren van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheid. 6.
Rijden Inschakelen Pause Zo niet, dan wordt de laatst gebruikte instelling geactiveerd bij het inschakelen van de functie. Bij het afzetten van het contact worden alle geprogrammeerde snelheden gewist. De snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld, daarbij moet de wagensnelheid tussen 30 km/h en 180 km/h liggen. Bij auto's met een automatische transmissie moet de stand D of M zijn geselecteerd.
Rijden Wijzigen van de ingestelde snelheid Als de snelheidsregelaar is onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de actieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Rijden Overschrijden van de ingestelde snelheid Wijzigen van de ingestelde afstand tot de voorligger De ingestelde tijd kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal in te trappen. Zolang het gaspedaal wordt ingetrapt, kan het remsysteem niet worden aangestuurd door de snelheidsregelaar. Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid.
Rijden Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen Voor de weergave van alle belangrijke informatie op het instrumentenpaneel is het noodzakelijk dat u eerst de weergavemodus "RIJDEN" selecteert. In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven. Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven. Verklikkerlampje Weergave Bijbehorende melding Toelichting "Regelaar gepauzeerd" Functie gepauzeerd. Geen voertuig gedetecteerd.
Rijden Verklikkerlampje Weergave 70 + 70 + 70 Bijbehorende melding Toelichting "Neem de auto over" De bestuurder moet de controle over de auto overnemen door gas te geven of te remmen, afhankelijk van de situatie (scherpe bocht). "Neem de auto over" Het systeem kan niet voldoende ingrijpen bij een kritische situatie (noodstop van de voorligger, plotseling invoegen van een ander voertuig tussen uw auto en uw voorligger). De bestuurder moet onmiddellijk de controle over de auto overnemen.
Rijden Beperkingen van de werking Het systeem werkt uitsluitend binnen de grenzen van de natuurkundige wetten. Bij het gebruik van het noodreservewiel is het raadzaam om het systeem uit te schakelen. Bij het trekken en aankoppelen van een aanhanger mag het systeem niet zijn geactiveerd.
Rijden Storing De snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen. Houd echter altijd rekening met de verkeerssituatie, de weersomstandigheden en de staat van het wegdek en pas uw snelheid en afstand tot uw voorligger daarop aan. Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend als de verkeerssituatie het mogelijk maakt om gedurende een bepaalde tijd met een constante snelheid en een veilige afstand tot uw voorligger te blijven rijden.
Rijden Waarschuwing kans op aanrijding Dit systeem waarschuwt de bestuurder als er kans is op een aanrijding met de voorligger. Dit systeem werkt vanaf 30 km/h en alleen bij detectie van een object dat in dezelfde richting als uw auto rijdt. Stilstaande objecten worden niet gedetecteerd. De radar van het systeem bevindt zich aan de voorzijde van de auto. Dit systeem is ontworpen om de veiligheid tijdens het rijden te vergroten.
Rijden Waarschuwingen Afhankelijk van de door het systeem gesignaleerde kans op een aanrijding en het geselecteerde moment van waarschuwen zijn er drie niveaus voor de waarschuwing. Niveau 1: alleen een visuele waarschuwing (oranje) die aangeeft dat u uw voorligger zeer dicht bent genaderd. De melding " Auto dichtbij " wordt weergegeven. Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en uw voorligger.
Rijden Lane Keeping System (LKS) Dit systeem signaleert met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert de koers van de auto door de bestuurder te waarschuwen zodra overschrijding van de rijstrookmarkering dreigt. Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en autowegen. Voorwaarden voor de werking De wagensnelheid moet tussen 65 km/h en 180 km/h liggen. De rijstrook moet door minimaal één (doorgetrokken of onderbroken) markering worden afgebakend.
Rijden Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld en gedurende enkele seconden nadat ze zijn uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke afwijking van de koers als vrijwillig en zal het geen correcties uitvoeren. Als het systeem signaleert dat de bestuurder tijdens een automatische correctie het stuurwiel niet voldoende stevig vast heeft, onderbreekt het systeem deze manoeuvre. Er wordt een waarschuwing geactiveerd om de bestuurder erop te attenderen dat hij de controle over de auto moet overnemen.
Rijden Rijsituaties en bijbehorende waarschuwingen Om alle informatie met betrekking tot deze functie op het instrumentenpaneel te kunnen zien, moet u eerst de weergavemodus "Rijden" hebben geselecteerd. De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de rijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen. De weergave van deze waarschuwingen is niet opeenvolgend. Status van Bijbehorende Verklikkerlampje de functie melding OFF Functie uitgeschakeld.
Rijden Werkingslimieten Het systeem gaat in de volgende gevallen automatisch over op stand-by: ESC uitgeschakeld of bezig met een ingreep, wagensnelheid lager dan 65 km/h of hoger dan 180 km/h, aanhanger aangekoppeld, detectie van het gebruik van een noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom is het raadzaam de functie in dat geval uit te schakelen), detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal, overschrijden van markeringslijnen op de weg, inschakelen va
Rijden Dodehoekbewaking Inschakelen / Uitschakelen De functie kan worden geactiveerd via het touchscreen. F Selecteer in het menu Rijden het tabblad "Rijhulpsystemen" en vervolgens " Dodehoekbewaking ". Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden. Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.
Rijden Werking Indien een voertuig - een (motor)fiets, een auto of een vrachtwagen - zich in de dode hoek van de auto bevindt, zal er een waarschuwingslampje gaan branden in de linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie) onder de volgende voorwaarden: de voertuigen rijden in dezelfde richting op aangrenzende rijstroken, de snelheid van uw auto ligt tussen 12 km/h en 140 km/h, u haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met het andere voertuig kleiner is dan 10 km/h, u wordt inge
Rijden Actieve dodehoekbewaking Storing Bij een storing in het systeem knippert dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel enkele ogenblikken in combinatie met een melding. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Rijden Detectie verslapping aandacht Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur. Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem "Waarschuwing overschrijding rijtijd" of daarnaast ook het systeem "Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder". Inschakelen/uitschakelen Waarschuwing overschrijding rijtijd Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het touchscreen.
Rijden Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem "Waarschuwing overschrijding rijtijd" aangevuld met het systeem "Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder". Met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de wegmarkeringen te signaleren. Deze functie is bijzonder geschikt voor auto(snel)wegen (snelheid hoger dan 65 km/h).
Rijden Parkeerhulp Parkeerhulp achter De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief. Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (zoals voetgangers, auto's, bomen en slagbomen) die binnen het detectiebereik vallen.
Rijden Parkeerhulp vóór De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd. De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Rijden Achteruitrijcamera De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto worden de beelden op het touchscreen of in het instrumentenpaneel weergegeven. De achteruitrijcamera is gecombineerd met het parkeerhulpsysteem. De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven. De op de beelden weergegeven strepen kunnen u helpen bij de manoeuvre.
Rijden 360°-camera Dit systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen. De camerabeelden kunnen door reliëf vertekend zijn. Door schaduw bij zonlicht of onvoldoende licht in de omgeving kan het beeld donker en het contrast verminderd zijn. Dit systeem geeft op het instrumentenpaneel de beelden van de directe omgeving van de auto weer met behulp van de camera's voor, achter en onder de buitenspiegels.
Rijden Werking 360°-camera Deactiveren van de functie De camera's op de voorbumper en de achterklep en de camera's onder de buitenspiegels worden gelijktijdig geactiveerd en vormen op het instrumentenpaneel een beeld van de bovenzijde van uw auto in zijn directe omgeving. F Accelereer tot een snelheid hoger dan 30 km/h. of F Selecteer in het menu Rijden het tabblad "Rijhulpsystemen" en vervolgens " Panoramacamera ". F Selecteer "Zonder camera".
Rijden Park Assist Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren: het detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens het sturen van u over bij het inparkeren. Het systeem bedient de stuurinrichting terwijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
Rijden Het verloop van de manoeuvres en de rijinstructies worden op het instrumentenpaneel weergegeven. De assistentie is geactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven in combinatie met een maximumsnelheid, geeft dit aan dat het sturen wordt overgenomen door het systeem: raak het stuurwiel niet aan. De assistentie is gedeactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven, geeft dit aan dat het sturen niet meer door het systeem wordt uitgevoerd: u moet het stuur zelf weer ter hand nemen.
Rijden Werking Hulp bij fileparkeren F Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden, F Druk op deze toets. Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden om te bevestigen dat de functie is geactiveerd. F Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Inparkeren " op het touchscreen. F Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde waar u wilt parkeren om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
Rijden 4 F Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen. F De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 7 km/h voor of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Rijden Hulp bij uitparkeren na fileparkeren F Start als u vanuit een fileparkeervak wilt wegrijden eerst de motor. F Druk bij stilstaande auto op deze toets. F Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van de rijbaan. F Schakel de achteruit- of vooruitversnelling in en laat het stuurwiel los. Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden om te bevestigen dat de functie is geactiveerd. F Druk op " Uitparkeren " op het touchscreen. F De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig.
Rijden Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw auto naar het laatste parkeervak geleid. 4 Hulp bij haaks inparkeren F Druk zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden op deze toets. Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden om te bevestigen dat de functie is geactiveerd. F Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van het gekozen parkeervak om de meetfunctie te activeren.
Rijden Tijdens het haaks inparkeren wordt de functie Park Assist automatisch gedeactiveerd zodra de achterzijde van de auto een obstakel tot minder dan 50 cm is genaderd. F Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuurwiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 7 km/h. F De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 7 km/h en volg de instructies op het instrumentenpaneel en de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Rijden Deactiveren Uitschakelen Het systeem kan worden gedeactiveerd door op de toets te drukken.
Rijden Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden. Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.
Rijden Waarschuwing te lage bandenspanning U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding. F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats. Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.
Rijden Storing Het resetten van het systeem moet gebeuren via het touchscreen tablet bij afgezet contact en stilstaande auto. F Selecteer in het menu Rijden het tabblad "Rijhulpsystemen" en vervolgens "Initialisatie bandenspanningscontrole ". F Bevestig het resetten door op de toets " Ja " te drukken. Als het resetten is voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven. De nieuw opgeslagen drukwaarden worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.
Verlichting en zicht Spiegels Buitenspiegels Inklappen F Van buitenaf: vergrendel de auto met de elektronische sleutel of met het "Keyless entry and start"-systeem. F Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Verstellen De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Verlichting en zicht Binnenspiegel Automatisch kantelen buitenspiegels bij het achteruitrijden De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer. De buitenspiegels kunnen bij het achteruit inparkeren naar de grond worden gericht.
Verlichting en zicht Kinderspiegel De kinderspiegel is aangebracht boven de binnenspiegel. Hiermee kunnen de kleine passagiers achterin de auto in de gaten worden gehouden of kan gemakkelijker een gesprek worden gevoerd tussen de inzittenden voor- en achterin, zonder de instelling van de binnenspiegel te hoeven wijzigen en zonder dat u zich hoeft om te draaien. De spiegel is wegklapbaar om verblinding te voorkomen.
Verlichting en zicht Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.
Verlichting en zicht Hoofdverlichting Verklikkerlampjes Selecteren van de stand van de hoofdverlichting Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. Draai aan de ring A om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Lichten uit (contact afgezet)/ Dagrijverlichting (draaiende motor). Automatische verlichting. Verlichting overdag / Dimlicht / Grootlicht. Uitvoering zonder automatische inschakeling 5 Parkeerlicht.
Verlichting en zicht Mistlampen De mistlampen werken in combinatie met dimlicht en grootlicht. Mistachterlicht F Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. F Draai de ring C naar achteren om het mistachterlicht volledig uit te schakelen. Uitvoering met alleen mistachterlicht Als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, wordt ook het mistachterlicht uitgeschakeld.
Verlichting en zicht Als de achterklep geopend is, werken de mistachterlichten niet. Als de mistachterlichten zijn ingeschakeld en de achterklep wordt geopend, dan doven de mistachterlichten en het desbetreffende verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Bij het sluiten van de achterklep worden de mistachterlichten niet automatisch weer ingeschakeld: u moet ze weer inschakelen met de lichtschakelaar.
Verlichting en zicht Parkeerlichten Follow me home-verlichting Automatisch Als de functie "automatische verlichting" is geactiveerd (lichtschakelaar in de stand AUTO), gaat bij een geringe lichtsterkte van de omgeving na het afzetten van het contact het dimlicht branden. De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het verkeer.
Verlichting en zicht Automatische verlichting Uitschakelen F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding. Storing Met behulp van een lichtsensor worden de kentekenplaatverlichting, het achterlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
Verlichting en zicht Automatisch grootlicht Dit systeem schakelt automatisch om tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving en de aanwezigheid van overig verkeer op de weg die worden geregistreerd door een camera aan de bovenzijde van de voorruit. Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
Verlichting en zicht Inschakelen Onderbreken F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO". F De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen. F Geef nogmaals een lichtsignaal om de werking van de functie Selecteer in het menu Rijden het tabblad "Rijhulpsystemen" en vervolgens " Automatisch uitschakelen van het grootlicht ". F Geef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij het zware punt te bewegen) om de functie te activeren.
Verlichting en zicht Verlichting overdag vóór (LED-verlichting) Verlichting buitenspiegels Instapverlichting buitenzijde De instapverlichting is bedoeld om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht detecteert.
Verlichting en zicht Richtingaanwijzers (knipperlichten) Koplampen in hoogte verstellen Programmeren Het in- en uitschakelen van de functie instapverlichting en de duur van het branden van de instapverlichting kan worden ingesteld via het touchscreen. Selecteer in het menu Rijden het tabblad "Parameters" en selecteer vervolgens "Verlichting" en " Instapverlichting ". Gebruik de pijltoetsen of verplaats de cursor om de duur van het branden van de instapverlichting in te stellen.
Verlichting en zicht Statische bochtverlichting Statische bochtverlichting ingeschakeld De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld: bij het inschakelen van een richtingaanwijzer, of als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Verlichting en zicht Meedraaiende koplampen Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, volgen de lichtbundels van de meedraaiende koplampen de richting van de weg. In combinatie met xenonlampen zorgt deze functie voor een beter zicht in bochten. Storing In het geval van een storing knipperen deze verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Verlichting en zicht Ruitenwisserschakelaar Instellen Handmatige functies Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn verschillende instellingen mogelijk: automatische werking van de ruitenwissers vóór, automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling. De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.
Verlichting en zicht Ruitenwisser achter Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: Uit. Interval. Wissen en sproeien (gedurende enige tijd). Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst. 5 Achteruitversnelling Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld. Deze functie kan worden uitgeschakeld via het menu Rijden.
Verlichting en zicht Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers Ruitensproeiers vóór F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen. Nadat u de ruitenwisserschakelaar hebt losgelaten, maken de ruitenwissers nog één slag om de laatste druppels van de ruit te wissen.
Verlichting en zicht Automatische ruitenwissers vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Uitschakelen Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2). Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding. Inschakelen Duw de hendel één keer omlaag.
Verlichting en zicht Speciale stand van de ruitenwissers voor Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Verlichting en zicht Glazen panoramadak Dit dak is voorzien van een elektrisch bediend zonnescherm. Openen van het zonnescherm Antiklemfunctie 5 F Draai aan de knop A om het zonnescherm in de gewenste stand te zetten (stand 1 t/m 4). Sluiten van het zonnescherm F Draai de knop A naar stand 0 om het zonnescherm te sluiten. Dit zonnescherm is uitgerust met een antiklemfunctie. De antiklemfunctie onderbreekt het sluiten van het zonnescherm zodra een obstakel wordt herkend.
Veiligheid Alarmknipperlichten Claxon Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Veiligheid Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Program) dat de volgende systemen omvat: het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF), de noodremassistentie (NRA), de antispinregeling (ASR), de dynamische stabiliteitscontrole.
Veiligheid Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF) Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem. De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Veiligheid Antispinregeling (ASR) Laat het systeem na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Inschakelen Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te weinig grip hebben. In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen. Uitschakelen Opnieuw inschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór Hoogteverstelling van het bevestigingspunt van de veiligheidsgordel vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Veiligheid Veiligheidsgordels 2e zitrij achter Buitenste veiligheidsgordels 2e zitrij (opbergen) De achterzitplaatsen zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van de middelste zitplaats achter). Houd de riem tijdens het oprollen vast en breng de gesp aan op de magneet van het bevestigingspunt aan de zijkant.
Veiligheid Middelste veiligheidsgordel 2e zitrij De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats achter is in de hemelbekleding geïntegreerd. Veiligheidsgordel 3e zitrij achter Vastmaken Losmaken en opbergen Vastmaken F Trek aan de gordel en steek de gesp A in de gordelsluiting rechts. F Steek de gesp B in de gordelsluiting links. F Controleer of beide gespen goed zijn vergrendeld door even aan de riem te trekken.
Veiligheid Waarschuwingen voor niet-vastgemaakte en losgemaakte veiligheidsgordels Het instrumentenpaneel bevat een waarschuwingslampje niet-vastgemaakte veiligheidsgordels A en een display voor de lokalisatie van de niet-vastgemaakte veiligheidsgordels B. Zodra het systeem een niet-vastgemaakte of losgemaakte veiligheidsgordel detecteert, gaat het waarschuwingslampje A branden in combinatie met een of meer punten op het display B om de plaats van de desbetreffende gordel(s) aan te geven.
Veiligheid Adviezen Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
Veiligheid Frontairbags Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
Veiligheid Zijairbags De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen. De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde. Detectiezones voor een aanrijding A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Veiligheid Window-airbags De window-airbags helpen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Veiligheid Adviezen Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.
Veiligheid Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheid Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Zet als een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel is geplaatst, de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting en in de laagste stand van de hoogteverstelling en zet de rugleuning rechtop. Trek vervolgens 11 keer aan de hendel voor de hoogteverstelling. De airbag vóór aan passagierszijde moet hierbij altijd worden uitgeschakeld.
Veiligheid Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheid AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
Veiligheid MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla. NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
Veiligheid Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Stoelen van de 3e zitrij Schuif als een kinderzitje op de 3 e zitrij is geplaatst de stoel op de 2e zitrij naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat het kinderzitje en de benen van het kind de stoel op de 2e zitrij niet raken. Een kinderzitje met steun mag nooit op de 3 e zitrij worden bevestigd.
Veiligheid Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. 244 Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Veiligheid Tabel voor het plaatsen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheid (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersplaats vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheid Tabel voor het plaatsen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheid (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersplaats vóór en op de 3e zitrij kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd. Als deze op de 2e zitrij worden bevestigd, is het mogelijk dat andere zitplaatsen niet gebruikt kunnen worden. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheid ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: - één bevestigingsring B onder een afdekkapje boven aan de achterzijde van de rugleuning, TOP TETHER genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem. De plaats hiervan wordt aangegeven met een merkteken.
Veiligheid Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.
Veiligheid Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G). Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 10 kg (categorie 0) Tot ca.
Veiligheid IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem die moet worden bevestigd aan het bovenste bevestigingsoog van de ISOFIX-zitplaatsen.
Veiligheid Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G). Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 10 kg (categorie 0) Tot ca.
Veiligheid IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem die moet worden bevestigd aan het bovenste bevestigingsoog van de ISOFIX-zitplaatsen.
Veiligheid Adviezen Kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheid Kinderbeveiliging Beide achterportieren zijn voorzien van een mechanisch systeem om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren en de kinderbeveiliging werkt op elk portier afzonderlijk. Vergrendelen F Draai de knop met de geïntegreerde sleutel tot de aanslag: - naar links bij het linker achterportier, - naar rechts bij het rechter achterportier.
Praktische informatie Brandstof Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 57 liter (benzine) of 55 liter (diesel). Minimumbrandstofvoorraad Tanken Als de minimumbrandstofvoorraad is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, vergezeld van een geluidssignaal en een melding. Bovendien gaat het laatste segment van de brandstofmeter oranje branden. Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Praktische informatie Vulpistoolrestrictie (diesel)* Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen. Uw auto is voorzien van een katalysator die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert. Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije benzine worden gebruikt. Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije benzine worden getankt.
Praktische informatie Brandstof voor benzinemotoren Brandstof voor dieselmotoren Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Praktische informatie Sneeuwscherm(en)* Het (de) afneembare sneeuwscherm(en) wordt op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilator van de radiateur te voorkomen. Afhankelijk van de uitvoering is de auto voorzien van één of twee sneeuwschermen. Plaatsen F Breng het desbetreffende afneembare sneeuwscherm aan op het onderste of bovenste gedeelte van de voorbumper. F Druk het scherm rondom aan om de bevestigingspunten één voor één vast te klikken.
Praktische informatie Trekhaak met afneembare kogel De kogel van deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan zonder gereedschap worden gemonteerd en verwijderd. Monteren 262 F Maak de beschermkap van de steun, onder de achterbumper, los en verwijder de kap. F Controleer, alvorens de kogel te monteren, of de met pijlen aangegeven contactpunten schoon zijn. Gebruik indien nodig een schone en zachte doek. F Houd de knop A op de kogel ingedrukt.
Praktische informatie Verwijderen Als de kogel niet is vergrendeld, kan de aanhanger losraken en loopt u het risico een ongeval te veroorzaken. Vergrendel de kogel altijd conform de aanwijzingen. F Maak de beschermkap los door deze naar rechts te draaien en verwijder hem. F Druk op de pal B en verwijder de trekhaakkogel door deze naar u toe te trekken. F Zet de beschermkap vast op de steun onder de bumper. F Houd de knop A op de kogel ingedrukt.
Praktische informatie Trekken van een aanhanger Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijtips voor het trekken van een aanhanger. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Praktische informatie Spaarfase Eco-mode De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.
Praktische informatie "Multimedia" Portable navigatiesystemen, rijassistenten, portable DVD-scherm met steun, smartphonehouders, Bluetooth ® handsfree set, DVDpakket met twee schermen, portable DVDspeler, CD-speler, 230V/50Hz-aansluiting, adapter 230 V/12 V, iPhone-/iPad-lader, enz. Bij het CITROËN-netwerk kunt u ook reinigings- en onderhoudsproducten kopen (interieur en buitenkant) - waaronder milieuvriendelijke producten uit de serie "TECHNATURE" - bijvulmiddelen (ruitensproeiervloeistof...
Praktische informatie Wisserbladen vervangen Voordat u een wisserblad demonteert F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers in de verticale positie te plaatsen. of F Wacht na het afzetten van het contact minimaal één minuut en plaats de ruitenwisserarmen handmatig in de verticale positie. Demonteren F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. F Maak het wisserblad los en verwijder het.
Praktische informatie Allesdragers Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat het dak van uw auto beschadigd raakt, is het raadzaam uitsluitend voor uw auto goedgekeurde allesdragers te gebruiken. Uitvoering met dakrails Houd u aan de montage- en de gebruiksvoorschriften die zijn vermeld in de handleiding van de allesdragers. Uitvoering zonder dakrails Maximaal toegestane last op allesdragers voor een hoogte van minder dan 40 cm: 80 kg.
Praktische informatie TOTAL & CITROËN Partners in prestaties en respect voor het milieu Innovatie voor nog betere prestaties Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven. Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.
Praktische informatie Motorkap Openen Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten. Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone. Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot. Open de motorkap niet als het hard waait. F Open het linker voorportier. F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
Praktische informatie Benzinemotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 272 Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Afzonderlijk massapunt.
Praktische informatie Dieselmotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Handopvoerpomp*. Afzonderlijk massapunt. 7 * Volgens motoruitvoering.
Praktische informatie Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Remvloeistofniveau Eigenschappen van de olie Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven. Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden.
Praktische informatie Koelvloeistofniveau Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.
Praktische informatie Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu De accu is onderhoudsvrij.
Praktische informatie Handgeschakelde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole. Automatische transmissie De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.
Praktische informatie AdBlue® en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Praktische informatie Bijvullen van AdBlue® Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd. Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Voorschriften voor opslag AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren. Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar. Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur volledig is ontdooid. Bewaar de flacons AdBlue ® niet in uw auto.
Praktische informatie Belangrijk: als het AdBlue ® reservoir van uw auto helemaal leeg is - dit wordt aangegeven door de waarschuwingsmeldingen en u kunt in dat geval de motor niet meer starten - moet u het reservoir vullen met minimaal 3,8 liter vloeistof. F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir. Spoel gemorste vloeistof onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.
Storingen verhelpen Gevarendriehoek Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de alarmknipperlichten. Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek. Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u de alarmknipperlichten inschakelen en uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken. Raadpleeg de instructies voor het uiten invouwen van de gevarendriehoek in de gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
Storingen verhelpen Bandenreparatieset Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren. U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde garage rijden. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen.
Storingen verhelpen Beschrijving van de set Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven. De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid een compressor aan te sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen. A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O". C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar en psi). E. Opbergvak met een kabel + adapter voor een 12V-aansluiting. F.
Storingen verhelpen Reparatiemethode 1. Afdichting van het lek F Zet het contact af. F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. 286 F Rol de witte slang G volledig uit. F Draai de dop van de witte slang los. F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.
Storingen verhelpen F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten). Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
Storingen verhelpen 2. Op spanning brengen F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". F Rol de zwarte slang H volledig uit. F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt.
Storingen verhelpen Uitnemen van de flacon F Berg de zwarte slang op. F Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. F Houd de compressor rechtop. F Draai de flacon aan de onderzijde los. Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.
Storingen verhelpen Controle / aanpassen bandenspanning U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen. F Draai de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen". F Rol de zwarte slang H volledig uit. F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band. 290 F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto. F Start de auto en laat de motor draaien.
Storingen verhelpen Reservewiel In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap Beschikbaar gereedschap* Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Verwijder de vloermat van de bagageruimte om bij het gereedschap te kunnen komen. Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen.
Storingen verhelpen Toegang tot het reservewiel Het reservewiel bevindt zich onder de bodem van de bagageruimte. Verwijderen van het wiel F Draai de centrale moer los. F Verwijder het bevestigingssysteem (moer en bout). F Til het reservewiel aan de achterzijde op. F Verwijder het wiel uit de bagageruimte. 292 Terugplaatsen van het reservewiel F Plaats het wiel in zijn behuizing. F Draai de moer op de bout enkele omwentelingen los.
Storingen verhelpen Reservewiel In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. 2. Toegang tot het gereedschap* 3. 4. 5. Een deel van het gereedschap bevindt zich in de bagageruimte. Het wielblok 2 en het verlengstuk voor de wielsleutel 6 bevinden zich rechts in de dorpelbekleding van de bagageruimte. De wielsleutel 1 en het sleepoog 7 bevinden zich links in de dorpelbekleding van de bagageruimte.
Storingen verhelpen Toegang tot het reservewiel* F Verwijder het reservewiel met de kist via de achterzijde van de auto. F Zet het reservewiel rechtop om bij de gereedschapskist te kunnen komen (A). Het reservewiel wordt met een lier tegen de bodem van de bagageruimte vastgeklemd. Alleen een noodreservewiel kan onder de auto worden bevestigd. * Volgens uitvoering. 294 Verwijderen van het reservewiel F Vouw het harmonicapaneel op en zet de stoel links op de derde zitrij (volgens uitvoering) overeind.
Storingen verhelpen Opbergen van het gereedschap F Plaats het gereedschap in de kist en berg de kist op in de bagageruimte van de auto. F Rol de lier op door de sleutel rechtsom te draaien: als de kabel volledig is opgerold, mag u bij het draaien geen weerstand meer voelen. F Berg het overige gereedschap op in de opbergvakken van de bagageruimte.
Storingen verhelpen F Zet het wiel rechtop. F Haal het verbindingsstuk door de naaf van het wiel (A). F Steek het centreergereedschap in de naaf van het wiel. F Plaats het wiel met de kist onder het achterste deel van de auto. F Steek het verbindingsstuk in de opening van de gereedschapskist (B - C). F Centreer het reservewiel en plaats het op de gereedschapskist (D). 296 F Monteer het wiel met de kist onder de auto door de moer van de lier linksom te draaien met de wielsleutel en het verlengstuk.
Storingen verhelpen Demonteren van het wiel Stilzetten van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de parkeerrem aan (tenzij deze geprogrammeerd is in de automatische stand), zet het contact af en schakel de eerste versnelling* in om de wielen te blokkeren. Controleer of het verklikkerlampje remsysteem en het verklikkerlampje P op de parkeerremhendel branden.
Storingen verhelpen F Draai de krik 3 uit tot de kop het gebruikte steunpunt A of B raakt; de kop van de krik moet goed in het midden van het gebruikte steunpunt A of B steken. F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. 298 F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. F Verwijder het wiel.
Storingen verhelpen Monteren van het wiel De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band. De krik is onderhoudsvrij. De krik voldoet aan de Europese regelgeving zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/EG over machines. Procedure F Plaats het wiel op de naaf. F Draai de wielbouten met de hand vast. F Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de dop 5 enigszins vast (volgens uitvoering).
Storingen verhelpen Bevestiging van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel. F Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 5 (volgens uitvoering). F Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1.
Storingen verhelpen Een lamp vervangen Verlichting vóór Elektrocutiegevaar Het vervangen van een xenonlamp (D5S-25W) moet worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Let er bij het monteren van onder andere H7-lampen met nokjes op dat deze nokjes goed in de uitsparingen komen, zodat het licht in de juiste richting schijnt. Uitvoering met xenonlampen Uitvoering met halogeenlampen 1. 2. 3. 1. 2. 3. 4. 5. Meedraaiend dimlicht (D5S-25W). Grootlicht (H7-55W).
Storingen verhelpen De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product, F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Storingen verhelpen Dimlicht (uitvoering met halogeenlampen) Grootlicht (uitvoering met halogeenlampen) F Draai de plastic beschermkap los om deze te verwijderen. F Neem de stekker los. F Maak de klemmen los. F Trek aan de lamp om deze te vervangen. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. F Druk op de stekker. F Trek aan de lamp om deze te vervangen. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Storingen verhelpen Richtingaanwijzers Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect. De lamp van de richtingaanwijzers bevindt zich onder de koplamp. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. F Verwijder de lamphouder. F Vervang de defecte lamp. Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Storingen verhelpen Instapverlichting in de buitenspiegels Achterlichten 1. 2. Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Parkeerlichten/mistachterlicht (P21/5W). Voor het vervangen van de LED dient u het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te raadplegen. Uitvoering met achterlichten met gloeilampen 3. 4. 5. 6. Parkeerlichten (5W5). Remlichten (P21/W). Richtingaanwijzers (WY16W). Achteruitrijlicht (W16W).
Storingen verhelpen Uitvoering met achterlichten met leds Achterlichten op achterklep Bepaal de plaats van de defecte lamp. F Open de achterklep. F Verwijder het deksel. F Draai de drie bevestigingsschroeven A van de lampunit los. F Neem de stekker los. F Verwijder de lampunit voorzichtig via de buitenzijde van de auto terwijl u de borgklem B ingedrukt houdt. Uitvoering met achterlichten met gloeilampen F Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom en verwijder de lamphouder. F Vervang de lamp.
Storingen verhelpen Achterlichten 1. 2. Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Parkeerlichten/mistachterlicht (P21/5W). Uitvoering met achterlichten met leds Uitvoering met achterlichten met gloeilampen 3. 4. 5. 6. 3. 4. 5. 6. Parkeerlichten (leds). Remlichten (leds). Richtingaanwijzers (PY21W). Achteruitrijlichten (leds). Leds Parkeerlichten (W5W). Remlichten/parkeerlichten (P21W). Richtingaanwijzers (WY16W). Achteruitrijlicht (W16W).
Storingen verhelpen Uitvoering met achterlichten met leds Achterlichten op achterklep Bepaal de plaats van de defecte lamp. F Open de achterklep. F Verwijder het deksel. F Draai de drie bevestigingsschroeven A van de lampunit los. F Neem de stekker los. F Trek de lampunit voorzichtig naar buiten. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom en verwijder de lamphouder. F Vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Storingen verhelpen Richtingaanwijzers, parkeerlichten en mistverlichting Derde remlicht (leds) Kentekenplaatverlichting (W5W) Deze zijn vanaf de onderzijde van de bumper bereikbaar. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling en trek hem naar buiten. F Vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Voor het vervangen van deze lampen kunt u ook het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Storingen verhelpen Zekering vervangen Toegang tot het Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u F de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen, F stroomverbruikers uit te schakelen, F de auto stil te zetten met het contact uit, F de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.
Storingen verhelpen Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.
Storingen verhelpen Zekeringen dashboard De twee zekeringkasten bevinden zich in het onderste deel van het dashboard (links). Overzicht zekeringen Zekeringkast 1 Toegang tot de zekeringen F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". 312 Zekering nr. Stroomsterkte F1 40 A Achterruitverwarming. F2 20 A Elektrisch verstelbare buitenspiegels. F5 30 A Zonnescherm panoramadak. F6 20 A 12V-/multimedia-aansluiting achter. F7 20 A 230V-aansluiting. F9 25 A Stoelverwarming.
Storingen verhelpen Zekeringkast 2 Zekering nr. Stroomsterkte Functies F7 10 A 12V-aansluiting bagageruimte, multimedia-aansluiting achter. F8 20 A Ruitenwisser achter. F10 30 A Sloten. F17 5A Instrumentenpaneel. F18 5A Selectiehendel automatische transmissie. F21 3A START/STOP-knop. F22 3A Regen-/lichtsensor, camera voorruit. F24 5A Parkeerhulp, 360°-camerasysteem. F27 5A Automatische transmissie. F29 20 A Audio- en telematicasystemen. F32 15 A 12V-aansluitingen.
Storingen verhelpen Zekeringkast in de motorruimte De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu. Toegang tot de zekeringen F Maak het deksel los door de 2 rode vergrendelingen richting de achterzijde van de auto te duwen. F Vervang de zekering. F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast. 314 Overzicht zekeringen Zekering nr. Stroomsterkte F16 20 A Koplampsproeiers. F18 10 A Grootlicht rechts.
Storingen verhelpen 12V-accu Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu. Toegang tot de accu Algemeen 12V-loodaccu Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood. Ze moeten worden verwerkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid. Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.
Storingen verhelpen Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader aan te sluiten. Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger. Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.
Storingen verhelpen 12V-accu opladen met een acculader Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een voldoende peil te houden. In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden: als u voornamelijk korte ritten maakt, voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen verhelpen Loskoppelen van de accu Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op deze manier blijft het laadniveau van de accu voldoende om de motor weer te starten. Doe het volgende voordat u de accu loskoppelt: F sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ruiten, dak), F schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) uit, F zet het contact uit en wacht vier minuten.
Storingen verhelpen Slepen U kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog. Toegang tot het gereedschap Algemene aanwijzingen Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: F open de achterklep, F til de vloerplaat op en verwijder deze, F neem het sleepoog uit de houder. Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Storingen verhelpen Slepen van uw auto Slepen van een andere auto Het niet opvolgen van dit voorschrift kan er toe leiden dat bepaalde componenten (remsysteem, transmissie...) beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt. F Maak het klepje in de voorbumper los door op de linkerkant ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Bevestig de sleepstang. F Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de automatische transmissie).
Storingen verhelpen Brandstoftank leeg (diesel) Bij auto's met dieselmotor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten. Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van de desbetreffende motorruimte. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dieseltankbeveiliging. Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken benzine-uitvoeringen Benzinemotoren PureTech 110 S&S Versnellingsbak BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... HNX... M/1S - M/2SM HNY… M/1S - M/2SM HNY… T/1S - T/2S Type Variant Uitvoering Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) PureTech 130 S&S 1199 75 x 90,5 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 96 Toerental bij max.
Technische gegevens Benzinemotoren THP 150 / 160 THP 165 S&S Versnellingsbak EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 5GX - 5GY... A-A/1-A/2-A/D-A/1D-A/2D-Y-Y/1-Y/2 5GZT/S 1598 1598 Boring x slag (mm) 77 x 85,8 77 x 85,8 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 110 / 121 121 6000 6000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 240 240 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) benzine-uitvoeringen Benzinemotoren PureTech 110 S&S* Versnellingsbak BVM6 (handgeschakeld, 6 rapports) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... HNX... M/1S - M/2SM HNY… M/1S - M/2SM HNY… T/1S - T/2S Ledig gewicht 1280 1280 - 1295 - 1297 1298 - 1315 - 1317 Gewicht rijklaar** 1355 1355 - 1370 - 1372 1373 - 1390 - 1392 Max.
Technische gegevens Benzinemotoren THP 150 / 160 THP 165 S&S Versnellingsbak EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 5GX - 5GY... A-A/1-A/2-A/D-A/1D-A/2D-Y-Y/1-Y/2 5GZT/S Ledig gewicht 1405 - 1428 - 1430 1310 - 1318 - 1320 Gewicht rijklaar* 1480 - 1503 - 1505 1385- 1393 - 1395 1 940 - 2 140 - 2 160 1 930 - 2 100 - 2 150 2740 - 2940 - 2960 3330 - 3350 - 3350 Aanhanger geremd (binnen max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken dieseluitvoeringen Dieselmotoren HDi 115 BlueHDi 100 S&S BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 9HC... 8 - 8/1 BHY... 6/1S - 6/2SM 1560 1560 75 x 88,3 75 x 88,3 85 73 3600 3750 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 270 254 Toerental bij max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken (diesel) Dieselmotoren Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Cilinderinhoud (cm3) BlueHDi 115/120 S&S BlueHDi 135/150 S&S BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A... 3D... 3E... 3A... 3D... 3E... 3A... 3D... 3E... 3A... BHZ - BHX... M/S-M/1S BHZ - BHX... T/1S - T/2S AHX-AHR-AHV-AHS... M/S - M/1S AHX...
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) dieseluitvoeringen Dieselmotoren Versnellingsbak HDi 115 BlueHDi 100 S&S* Handgeschakeld (6 versnellingen) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 9HC8 9HC8/1 BHY... 6/1S - 6/2SM Ledig gewicht 1290 - 1310 - 1312 1298 - 1318 - 1320 1296 - 1318 - 1320 Gewicht rijklaar** 1365 - 1385 - 1387 1373 - 1393 - 1395 1371 - 1393 - 1395 Max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) dieseluitvoeringen Dieselmotoren Versnellingsbak Type Variant Uitvoering BlueHDi 115/120 S&S BlueHDi 135/150 S&S BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... 3D... 3E... 3A ... BHZ - BHX... M/S - M/1S BHZ - BHX... T/1S - T/2S AHX-AHR-AHVAHS... M/S - M/1S AHX...
Technische gegevens Afmetingen (in mm) Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto. * Ingeklapte buitenspiegels.
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. D. Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak. Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuurderszijde is bevestigd, bevat de volgende informatie: - bandenspanning zonder en met volle belading, - bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band), - bandenspanning van het reservewiel, - kleurcode van de lak. A.
Audio en telematica Noodoproep of Pechhulp Noodoproep met lokalisatiefunctie Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale van "Oproep naar Urgence met lokalisering" is verstuurd*. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Audio en telematica Pechhulp met lokalisatiefunctie Werking van het systeem Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het oranje lampje knippert en gaat vervolgens uit: er is een storing in het systeem. Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd*.
Trefwoordenregister A Aanhanger.............................................124, 264 Aanhangergewichten.................... 324, 328, 329 Aanjager, regeling......................................94, 97 Aansluiting 12V.............................. 105, 109, 112 ABS................................................................225 Accessoires...........................................130, 266 Accessoirestand............................................130 Accu........................................
Trefwoordenregister D Dagrijverlichting.............................214, 301, 305 Dagteller...........................................................45 Dagteller resetten............................................45 Dashboardkastje....................................105, 106 Diesel...............................................................24 Dieselmotor................... 259, 273, 321, 326, 327 Dimlicht................................... 23, 206, 301, 302 Display instrumentenpaneel..................
Trefwoordenregister K Kaartleeslampjes........................................... 121 Kaartleeslampjes achter................................ 111 Kentekenplaatverlichting...............................309 Keyless entry and start....................... 53, 56, 59 Kilometerteller..................................................45 Kinderbeveiliging...........................................256 Kinderen......................... 245, 247, 250, 251, 253 Kinderen (veiligheid).....................................
Trefwoordenregister P Panoramadak.................................................223 Parfumeur......................................................103 Parfumeur (element)......................................103 Park Assist.............................192, 194, 196, 197 Parkeerhulp achter........................................187 Parkeerhulp vóór............................................188 Parkeerlichten....... 206, 210, 301, 303, 305, 307 Passagiersairbag uitschakelen.....................
Trefwoordenregister V Veiligheidsgordels......... 228, 229, 231, 232, 244 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen.............234, 238, 239, 243, 245, 247, 250, 251, 253, 255 Ventilatie......................................... 9, 92, 93, 95 Ventilatieroosters.............................................92 Vergrendeling van binnenuit............................60 Verklikkerlampjes...........................21, 24, 26, 30 Verklikkerlampje SCR-systeem.......................36 Verklikkerlampje service..........
Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto.
*16B78.0070* 16B78.0010 Arial Bold 16B78.
Storingen verhelpen Achterlichten op achterklep Bepaal de plaats van de defecte lamp. ) Open de achterklep. ) Verwijder het deksel. ) Draai de drie bevestigingsschroeven A van de lampunit los. ) Neem de stekker los. ) Verwijder de lampunit voorzichtig via de buitenzijde van de auto terwijl u de borgklem B ingedrukt houdt.
INSTRUCTIEBOEKJE AUDIO- EN TELEMATICASYSTEEM
Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje van de auto en dat van het audio- en telematicasysteem zijn te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN". Als de rubriek "MyCITROËN" niet beschikbaar is op de website van Citroën voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.
Audio en telematica CITROËN Connect Nav GPS-navigatie - Connect-App - Multimedia-autoradio - Bluetooth® -telefoon Basisfuncties Stuurkolomschakelaars Menu's Gesproken commando's Navigatie Online navigatie Applicaties Radio Media Telefoon Instellingen Veelgestelde vragen Inhoud 2 5 6 8 14 30 40 54 66 78 88 De verschillende functies en instellingen die hieronder zijn beschreven, verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Audio en telematica Basisfuncties Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken. Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld. Regeling geluidsvolume. 23 °C 18,5 21,5 FM/87.5 MHz 87.5MHz 2 Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Audio en telematica Bepaalde informatie wordt permanent in de bovenste balk van het touchscreen weergegeven: Instellingen van de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu. Rechtstreekse toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron). Toegang tot de notificaties van berichten, e-mails, updates van kaartgegevens en, afhankelijk van de beschikbaarheid, de aanwijzingen van het navigatiesysteem.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars Gesproken commando's: Kort indrukken: gesproken commando's van het systeem. Ingedrukt houden: gesproken commando's van de smartphone via het systeem. Verhogen van het geluidsvolume. Geluid onderbreken/herstellen. Of Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en verlagen van het geluidsvolume te drukken. Geluid herstellen door op een van de twee toetsen van het geluidsvolume te drukken. Verlagen van het geluidsvolume.
Audio en telematica Menu's Afhankelijk van de uitvoering Airconditioning 23 °C Online navigatie 12:13 18,5 21,5 12:13 Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming. Gebruiken van de beschikbare realtimediensten, afhankelijk van de uitrusting. Rijden 18,5 21,5 12:13 Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto. 6 18,5 23 °C 18,5 21,5 12:13 21,5 Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.
Audio en telematica Radio Media 23 °C 18,5 21,5 Telefoon 12:13 23 °C 18,5 Instellingen 21,5 12:13 23 °C 18,5 21,5 12:13 FM/87.5 MHz 87.5MHz Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's. Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en snelberichten versturen. Configureren van een persoonlijk profiel en/of het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.). .
Audio en telematica Gesproken commando's Stuurwieltoetsen Druk kort op deze toets om de functie gesproken commando's te activeren. Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent: spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.
Audio en telematica Algemene gesproken commando's Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is. "Gesproken commando's" Aanwijzingen Help Help voor gesproken commando's Help voor navigatie Help voor radio Ik kan u met allerlei onderwerpen helpen. U kunt bijvoorbeeld zeggen: "hulp bij telefoon", "hulp bij navigatie", "hulp bij media" of "hulp bij radio".
Audio en telematica Gesproken commando's "Navigatie" Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is. "Gesproken commando's" Aanwijzingen Navigeer naar huis Navigeer naar het werk Navigeer naar favoriet adres <...> Navigeer naar contact <...> Navigeer naar adres <...
Audio en telematica Gesproken commando's "Radio Media" Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is. "Gesproken commando's" Aanwijzingen Stem af op zender <...> U kunt een radiozender uitkiezen door "stem af op" en dan de zendernaam of frequentie te zeggen. Bijvoorbeeld "stem af op zender Talksport", of "stem af op 98. 5 FM".
Audio en telematica Gesproken commando's "Telefoon" Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is. Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken. "Gesproken commando's" Aanwijzingen Bel <...
Audio en telematica Gesproken commando's "Tekstberichten" Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is. Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken. "Gesproken commando's" Stuur SMS naar <.
Audio en telematica Navigatie Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 Niveau 2 23 °C 23 °C 18,5 21,5 12:13 18,5 21,5 12:13 1 23 °C 14 18,5 21,5 Niveau 3 12:13
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Navigatie Niveau 3 Aanwijzingen De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief. Navigatie Beschikbare verkeersinformatie weergeven. Wereldkaart Handmatig een gebied selecteren op de wereldkaart of de lengte- en breedtegraad invoeren. Omgeving auto Omgeving thuis Navigatie De geselecteerde lokalisatiecriteria weergeven. Omgeving bestemming 2D-weergave Overschakelen op een 2D-kaart.
Audio en telematica Niveau 1 16 Niveau 2 Niveau 3
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Tankstations Inschakelen of uitschakelen van de beschikbare gegevens (tankstations, parkeergelegenheden, risicozones en gevarenzones). Parkeerplaats Gevarenzone Kaartkleur POI op kaart Navigatie De kaartweergave instellen op de dag-/nachtmodus. 2 Reizen 3 Activiteiten 4 Winkelcentrum 5 Openbaar 6 Geografisch Alles selecteren De beschikbare POI's selecteren. Alles selecteren of deselecteren. Uw keuze of selectie bevestigen.
Audio en telematica Niveau 3 18 Niveau 4 Niveau 5
Audio en telematica Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 Aanwijzingen Inzoomen op het gebied rondom de geselecteerde plaats. Inzoomen Omgeving auto Op route Het lokalisatiecriterium selecteren. Op bestemming Weer Via TMC verzonden weerinformatie. Tankstations in de omgeving van de auto Tankstations Tankstations op de route Tankstations in de omgeving van de bestemming Parkeerplaats in de omgeving van de auto Parkeerplaats De POI-lijst weergeven.
Audio en telematica Niveau 3 20 Niveau 4 Niveau 5
Audio en telematica Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 Aanwijzingen Verkeer Geconstateerde verkeersdrukte Realtime informatie over de verkeersdrukte. Gevarenzone Lijst van gevarenzones De lijst van gevarenzones (werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.) weergeven. POI selecteren Een weer te geven POI-categorie configureren. .
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 1 8 11 9 12 13 10 14 15 16 17 18 22
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Navigatie 1 Het land selecteren. MENU Het actieve adres opslaan. Het actieve adres bevestigen. Adres invoeren 8 Recent 9 Favorieten Navigatie 1 MENU Mijn bestemmingen Aanwijzingen 10 Thuis Werk De lijsten met bestemingen weergeven en de navigatie starten. Contact Eén of meer bestemmingen verwijderen.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 1 19 20 21 22 23 24 25 24
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Aanwijzingen Snelste Kortste Navigatie 1 Compromis MENU De navigatiecriteria selecteren (snelwegen en/of tolwegen vermijden en rekening houden met de verkeersdrukte). Ecologisch Navigatiecriteria Op kaart tonen De route weergeven op basis van de geselecteerde criteria. Uw selecties opslaan. Navigatie 19 Etappes De opgeslagen stopplaatsen weergeven. 20 Route De details van de route weergeven.
Audio en telematica Een bestemming kiezen Naar een nieuwe bestemming Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven. Naar een van de meest recente bestemmingen Om de navigatie te kunnen gebruiken moet een " Plaats ", " Straat " en " Nummer " zijn ingevoerd met het virtuele toetsenbord of moet een adres zijn geselecteerd in de " Contacten " of in de " Geschiedenis ". Selecteer " Adres invoeren ". Selecteer het " Land ".
Audio en telematica Naar "Thuis" of "Werk" 1 Naar een contact uit het telefoonboek Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Mijn bestemmingen ". Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven. 1 Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Audio en telematica Naar een punt op de kaart Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie. Selecteer de bestemming door op de kaart te drukken. Tik op het scherm om een markeerpunt te plaatsen en een submenu weer te geven. Druk op deze toets om de navigatie te starten. Naar GPS-coördinaten Er verschijnt een markeerpunt in het midden van het scherm, met de " Breedtegraad " en de " Lengtegraad ".
Audio en telematica TMC (Traffic Message Channel) TMC (Trafic Message Channel) is een Europese standaard voor verkeersinformatieberichten die via het RDS-systeem van FM-radio's in realtime worden ontvangen. De door deze TMC-berichten doorgegeven locaties worden vervolgens weergegeven op een GPS-navigatiekaart en onmiddellijk verwerkt in de aanwijzingen van het navigatiesysteem, zodat ongevallen, files en wegafsluitingen worden vermeden.
Audio en telematica Online navigatie Afhankelijk van de uitvoering Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto Internetverbinding via het systeem van de auto OF Internetverbinding via de mobiele telefoon van de gebruiker 23 °C 30 18,5 21,5 12:13
Audio en telematica Verbinding voor online navigatie Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd. Voor de online navigatie kunt u gebruikmaken van de internetverbinding van de auto (via de diensten "Urgenceof Assistance-oproep") of uw smartphone als modem gebruiken.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 23 °C 18,5 21,5 12:13 23 °C 18,5 21,5 12:13 23 °C 18,5 21,5 12:13 26 27 28 29 30 23 °C 18,5 21,5 12:13 18,5 21,5 12:13 1 23 °C 32 7
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Navigatie Aanwijzingen De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief. Zodra het systeem verbinding heeft met de netwerken wordt "TOMTOM TRAFFIC" in plaats van "TMC" weergegeven. U kunt dan in realtime gebruikmaken van alle beschikbare opties. Navigatie TOMTOM TRAFFIC Weer Tankstations De opties selecteren. De kaart geeft de route weer aan de hand van de geselecteerde opties.
Audio en telematica Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 31 34 32
Audio en telematica Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 Plaats selecteren Aanwijzingen Een plaats selecteren of wijzigen. Omgeving auto Op route Een plaats selecteren of wijzigen. Op bestemming Weer Weerbericht Het weerbericht voor vandaag of de komende dagen weergeven.
Audio en telematica Niveau 3 36 Niveau 4 Niveau 5
Audio en telematica Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 Aanwijzingen Verkeer Geconstateerde verkeersdrukte In realtime weergeven van verkeersinformatie: type, beschrijving en duur van de vertraging (in minuten). Gevarenzones Lijst van gevarenzones In realtime weergeven van de gevarenzones (werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.). POI selecteren De POI-lijst voor de geselecteerde plaats weergeven. Points of interest Points of interest .
Audio en telematica Het weerbericht weergeven Specifieke instellingen voor de online navigatie Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op deze toets om de lijst van beschikbare diensten weer te geven. 1 Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Kaart raadplegen ". Selecteer " Weer ". 22 Druk op deze toets voor de weergave van een uitgebreid weerbericht.
Audio en telematica Doorgeven van "Gevarenzones" Om het doorgeven van gevarenzones toe te staan moet u de optie " Doorgeven van gevarenzones toestaan " aanvinken. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets " Een nieuwe gevarenzone doorgeven " in de bovenste balk van het touchscreen. Updaten van het pakket "Gevarenzones" Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen. Selecteer " Systeemparam. ".
Audio en telematica Applicaties Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting Niveau 1 23 °C 1 18,5 2 Niveau 2 21,5 12:13 3 23 °C 40 Niveau 3 18,5 21,5 12:13
Audio en telematica Internet-browser 2 Connectiviteit Connect-App Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op " Connectiviteit " om naar de functie " Internet-browser " te gaan. Druk op " Connectiviteit " om naar de functie CarPlay ® of MirrorLinkTM te gaan. Druk op " Connect-App " om de startpagina van de apps te openen.
Audio en telematica CarPlay® -verbinding voor smartphones 42
Audio en telematica Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden. Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® -interface weer te geven. Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Audio en telematica MirrorLinkTM-verbinding voor smartphones 23 °C 18,5 2 44 21,5 12:13
Audio en telematica Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken. Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 23 °C 46 18,5 21,5 12:13
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie. Connect-App MirrorLinkTM Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app. "Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur. "Home": weergeven of terugkeren naar de pagina "Modus auto" van de smartphone. De hoofdpagina van het menu "Connect-App" weergeven. .
Audio en telematica Afhankelijk van de uitrusting Niveau 2 Niveau 3 3 23 °C 18,5 21,5 12:13 4 1 48 2 3 5 6
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 4 Actueel Connect-App 5 Traject 1 Boordcomputer 6 Traject 2 Aanwijzingen Systeem dat informatie geeft over de actuele rit (actieradius, brandstofverbruik…). Terug naar de pagina Connect-App. .
Audio en telematica Niveau 1 23 °C 1 18,5 2 Niveau 2 21,5 Niveau 3 7 12:13 3 8 9 10 12 50 11 13
Audio en telematica Niveau 2 Connect-App 1 OPTIES Niveau 3 7 Alle Alle gedetecteerde en opgeslagen telefoons weergeven. 8 Verbonden Alle gekoppelde telefoons weergeven. Zoeken... Zoeken naar een te koppelen extern apparaat. Beveiligd De beveiligde wifi-netwerken weergeven. 10 Niet beveiligd De niet-beveiligde wifi-netwerken weergeven. 11 Opgeslagen De opgeslagen wifi-netwerken weergeven.
Audio en telematica Bluetooth® -verbinding Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact. Procedure via het systeem Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op " Bluetooth-verbinding ".
Audio en telematica Wifi-verbinding Wifi-verbinding delen Verbinding met het Wifi-netwerk van de smartphone. Aanmaken van een lokaal Wifi-netwerk door het systeem. 1 Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. 1 Selecteer " Verbinding Wifinetwerk ". Selecteer " Wifi-verbinding delen ".
Audio en telematica Radio Media Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 Niveau 2 23 °C 18,5 21,5 12:13 FM/87.5 MHz 87.5MHz 23 °C 18,5 21,5 12:13 FM/87.5 MHz 87.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Radio USB Radio Media iPod Een andere geluidsbron selecteren. Bron CD AUX Bluetooth Radio Media 2 Frequentie / Geheugen Frequentie Automatisch of handmatig zoeken naar radiozenders. Geheugen Opslaan van een zender door een nog vrije toets lang ingedrukt te houden. FM Radio Media 3 DAB Band Op de toets van de frequentieband drukken om een frequentieband te selecteren.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 1 5 6 7 10 12 56 13 8 9 5 6 7 8 9 5 6 7 8 9 11 14 15
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 5 Sfeer De geluidssfeer selecteren. 6 Verdeling Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem. 7 Geluid Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren. 8 Spraak Het volume van de stem instellen. 9 Beltonen Het volume van de beltoon instellen. Radio Media 1 OPTIES Audio-instellingen Aanwijzingen De instellingen opslaan. 1 Radio Media 10 Algemeen OPTIES 11 Berichten De instellingen activeren of deactiveren.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 1 16 17 18 21 58 19 20
Audio en telematica Niveau 2 1 Niveau 3 16 Albums Radio Media 17 Artiesten OPTIES 18 Genres Muziekbestanden 19 Afspeellijsten 20 Mappen Radio Media 1 OPTIES Beheer foto's 21 USB Aanwijzingen Een selectiecriterium selecteren. Foto's weergeven. Het systeem ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten:.gif,.jpg,.jpeg,.bmp, .png,.raw en.tiff, met een maximale bestandsgrootte van 10 MB per afbeelding. .
Audio en telematica Radio Selecteren van een zender Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. 2 Druk op " Frequentie ". Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie. Een zender opslaan 2 Druk op " Frequentie ". Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord. Voer eerst de cijfers voor de komma in en klik vervolgens in de zone van de decimalen om de cijfers achter de komma in te voeren. Druk op " OK " om te bevestigen.
Audio en telematica RDS inschakelen en uitschakelen Tekstberichten weergeven Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. 1 Selecteer " Radio-instellingen ". 10 Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Algemeen ".
Audio en telematica DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Volgsysteem DAB-FM Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. 3 "DAB" is niet overal beschikbaar.
Audio en telematica Media USB-aansluiting AUX-aansluiting (AUX-ingang) (afhankelijk van de uitrusting) Geluidsbron kiezen Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Bron ". Selecteer de geluidsbron. Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. 64 Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen).
Audio en telematica Apple® -speler aansluiten Sluit een Apple -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Informatie en adviezen ® De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). De standaardindeling is de indeling per artiest.
Audio en telematica Telefoon Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 23 °C 18,5 21,5 Niveau 2 Niveau 3 12:13 1 23 °C 1 66 18,5 21,5 2 4 5 6 7 8 9 10 11 12:13 3 12 13 14
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 4 Alle 5 Telefoon 6 Adres 7 Favorieten Aanwijzingen De contacten in de geselecteerde categorie weergeven. Selecteer een in het systeem opgeslagen contact of favoriet via het geselecteerde profiel om het contact te bellen. Telefoon De contacten sorteren op Achternaam-voornaam of Voornaam-achternaam. Bluetooth De contacten van de telefoon bijwerken.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 1 15 68 16 17 18 19 20 21 22
Audio en telematica Niveau 2 Telefoon 1 OPTIES Niveau 3 15 Alle Alle gedetecteerde en opgeslagen telefoons weergeven. 16 Verbonden Alle gekoppelde telefoons weergeven. Zoeken Zoeken naar te koppelen randapparatuur. Bluetoothverbinding Telefoon 1 OPTIES Berichten Telefoon 1 17 Alle 18 Ontvangen 19 Verzonden 20 Ontvangen 21 Verzonden 22 Ongelezen De berichten in de geselecteerde categorie weergeven. De e-mailberichten in de geselecteerde categorie weergeven.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 1 23 24 25 26 23 27 70 28 29 30 24 25 26
Audio en telematica Niveau 2 Telefoon 1 OPTIES Instellingen Niveau 3 Aanwijzingen 23 Beveiliging Het rijden veiliger maken. 24 Voicemail Het nummer van de voicemailbox van de telefoon invoeren en opslaan. 25 Beltonen Het volume van de beltoon opslaan. 26 Statistieken De statistieken van de gekoppelde telefoon weergeven. De instellingen van de opties opslaan. Telefoon 1 27 Te laat 28 Aangekomen 29 Niet beschikbaar 30 Overig Een snelbericht selecteren in de gewenste categorie.
Audio en telematica Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact. Procedure via het systeem Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op " Bluetooth zoeken".
Audio en telematica Automatisch opnieuw verbinding maken Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld). Wijzigen van het verbindingsprofiel: Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Audio en telematica Beheer van telefoonverbindingen Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Verwijderen van een telefoon Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Audio en telematica Bellen Een contact bellen Laatste nummers bellen Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden. Parkeer de auto. Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen. Of houd de toets Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Of Houd de toets TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt. op het stuurwiel enige tijd ingedrukt. Een nieuw nummer bellen Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.
Audio en telematica Contacten / items beheren 2 Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Contact ". Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen. 12 13 14 Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in. 1 De toegang tot de " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
Audio en telematica Snelberichten beheren 1 E-mailberichten beheren Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. 1 Selecteer " SMS-berichten " om de berichtenlijst weer te geven. Selecteer " E-mail " om de berichtenlijst weer te geven. Selecteer " Te laat ", " Aankomst ", " Niet beschikbaar " of " Overig ".
Audio en telematica Instellingen Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 23 °C 1 78 18,5 21,5 2 Niveau 2 12:13 3 4 5 6 7 3 4 5 6 7 3 4 5 6 7
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Thema's: 1, 2, 3, ... Instellingen Thema's Aanwijzingen Sla na het selecteren van het thema de instellingen op. 3 Geluidssfeer De geluidssfeer selecteren. 4 Verdeling Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem. Instellingen 5 Geluid Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren. Audio-instellingen 6 Spraak Het volume van de stem instellen. 7 Beltonen Het volume van de beltoon instellen. De instellingen opslaan.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 1 8 11 15 9 12 10 13 14 16 15 80 16
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Afstand en verbruik 8 Eenheden Temperatuur Aanwijzingen De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur instellen. Instellingen 1 9 Fabrieksparameters Resetten De fabrieksinstellingen terugzetten. Systeeminfo Raadplegen De versie van de in het systeem geïnstalleerde modules controleren (versie van het systeem, de kaartgegevens, de risicozones) en controleren of er updates beschikbaar zijn.
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 1 17 19 82 18 20 21 22
Audio en telematica Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Aanwijzingen Datum 17 Datum De datum en het weergaveformaat instellen. Formaat datum: Instellingen 1 OPTIES 18 Tijd Instellen tijd-datum Tijd De tijd instellen. Tijdzone De tijdzone instellen. Formaat tijd: Het weergaveformaat instellen: 12h/24h. Synchronisatie met GPS (UTC): De synchronisatie met de satellieten in- of uitschakelen. De instellingen opslaan.
Audio en telematica Audio-instellingen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Audio-instellingen ". 3 Selecteer " Sferen " Of 4 " Verdeling ". Configuratie van de profielen De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys©systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden. Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met luidsprekers voor en achter.
Audio en telematica Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen. Plaats de USB-stick waar de foto op staat in de USB -aansluiting. Selecteer de foto. Druk op " OK " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto. Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten. 2 Selecteer een " Profiel" (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audio-instellingen ". Selecteer " Audio-instellingen ". Bij het resetten van een profiel wordt Engels als taal ingesteld. 3 Selecteer " Sferen ".
Audio en telematica Instellingen van het systeem wijzigen 1 15 Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secudaire pagina weer te geven. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Selecteer " Systeemparameters ". Selecteer " Animatie ".
Audio en telematica 17 Selecteer " Datum ". Tijd instellen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op deze toets om de datum in te stellen. Druk op " OK " om te bevestigen. 1 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Selecteer " Instellen tijd-datum ". Selecteer het weergaveformaat voor de datum. Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als "GPSsynchronisatie" is uitgeschakeld.
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. Navigatie VRAAG 88 ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het menu "Navigatie". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
Audio en telematica VRAAG Sommige files op de route worden niet direct gemeld. ANTWOORD Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. OPLOSSING Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) Dit is een normaal verschijnsel. Het verkeersinformatie beschikbaar.
Audio en telematica Radio VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. 90 ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
Audio en telematica Media VRAAG ANTWOORD Het afspelen van de Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen muziek op mijn USB-stick staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt begint pas na lang wachten afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave). (ongeveer 2 tot 3 minuten). De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD Sommige contacten komen Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ dubbel voor in de lijst. of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven. Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties.
Audio en telematica VRAAG 94 ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.
Audio en telematica CITROËN Connect Radio Multimedia-autoradio - Applicaties - Bluetooth® -telefoon Basisfuncties Stuurkolomschakelaars - Type 1 Stuurkolomschakelaars - Type 2 Menu's Applicaties Radio Media Telefoon Instellingen Veelgestelde vragen Inhoud 96 98 99 100 102 106 118 132 143 De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Audio en telematica Basisfuncties Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken. Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld. Regeling van het geluidsvolume. 96 Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Audio en telematica Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen: Informatie over de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu. Informatie over de menu's Radio Media en Telefoon. Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel. Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering): Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*. Telefoon aangesloten via Bluetooth* en via multimedia-streaming*. CD-speler. "USB"-stick.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars - Type 1 Radio: Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst. Media: Selecteren van de vorige/volgende track Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst. Radio: Kort indrukken: weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: bijwerken van de lijst. Media: Kort indrukken: weergave van de tracklist. Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars - Type 2 Gesproken commando's: Kort indrukken: gesproken commando's van de smartphone via het systeem. Verhogen van het geluidsvolume. Verlagen van het geluidsvolume. Geluid onderbreken/herstellen. Of Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en het verlagen van het geluidsvolume te drukken. Geluid herstellen door op een van de toetsen van het geluidsvolume te drukken. Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Audio en telematica Menu's Afhankelijk van de uitvoering Airconditioning 18,5 Radio Media 21,5 Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid. Navigatie Configureren van de navigatie en kiezen van de bestemming via MirrorLinkTM of CarPlay ®. 100 Applicaties Toegang tot de te configureren apparaten. Selecteren van een audiobron of een radiozender.
Audio en telematica Telefoon Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon. Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLinkTM of CarPlay ®. Instellingen Configureren van een persoonlijk profiel en/ of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.). Rijden Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto. .
Audio en telematica Applicaties Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 2 4 1 102 5 6 3
Audio en telematica Niveau 1 Connect-App Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 2 Status De programmeringen activeren/deactiveren. 3 Overige instellingen De vooraf bepaalde instellingen configureren. Programmering De parameters opslaan. De instellingen bevestigen. 4 Actueel Connect-App 5 Traject 1 Boordcomputer 6 Traject 2 Systeem dat informatie geeft over de actuele rit (actieradius, brandstofverbruik enz.). Terug naar de pagina Connect-App. Beheer foto's Connect-App De fotogalerij openen.
Audio en telematica Weergeven van foto's Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. Het systeem kan overweg met mappen en kan fotobestanden in de formaten.tiff,.gif,.jpg/jpeg,. bmp en .png weergeven. Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven. Druk op " Beheer foto's ". Selecteer een map. Selecteer een afbeelding om hem weer te geven. Druk op deze toets om informatie over de foto weer te geven.
Audio en telematica Radio Media Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 1 106 2 3 4 Niveau 2 5
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Radio Bluetooth RAD MEDIA 1 BRONNEN CD AUX Een andere geluidsbron selecteren. USB iPod RAD MEDIA 2 FM/DAB/AM Frequentie RAD MEDIA 3 Lijst De lijst bijwerken afhankelijk van de ontvangst. Favorieten RAD MEDIA 4 5 OPTIES Kort indrukken om de zender op te slaan. Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan. Favorieten RAD MEDIA Informatie over de radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 1 2 3 4 5 5 5 108
Audio en telematica Niveau 1 Rad Media 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen 2 Live De radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven. 3 Lijst De lijst van ontvangen zenders weergeven. 4 Favorieten Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan. BRONNEN Radio 5 OPTIES FM-band/DAB-band/ AM-band Op de toets van de frequentieband drukken om de frequentieband te selecteren. Audio-instellingen De audio-instellingen configureren. INFO TA RDS De opties activeren of deactiveren.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 1 5 6 110 7 8 5
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Rad Media 1 BRONNEN 5 OPTIES 6 Play Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven. 7 Huidige lijst De actuele selectie weergeven. 8 Bibliotheek De muziekbibliotheek weergeven. 5 OPTIES Audio-instellingen De audio-instellingen configureren. AUX Rad Media 1 BRONNEN USB Audio-instellingen De audio-instellingen configureren. .
Audio en telematica Radio Selecteren van een zender De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten lader met USB-aansluiting. De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Audio en telematica RDS inschakelen en uitschakelen Tekstberichten weergeven Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven. 5 Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt. Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven. Schakel " RDS " in of uit. Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven. Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Audio en telematica Audio-instellingen Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven. 5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen. Druk op " Audio-instellingen ". Selecteer het tabblad " Klank ", " Verdeling ", " Geluid " of " Beltonen " om de audioinstellingen te configureren. Druk op de pijl Terug om te bevestigen. 114 In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen (Sfeer), en Bass, Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.
Audio en telematica DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Volgsysteem FM-DAB Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. 5 "DAB" is niet overal beschikbaar. Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).
Audio en telematica Media USB-aansluiting AUX-aansluiting Geluidsbron kiezen Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " BRONNEN ". Selecteer de geluidsbron. Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen).
Audio en telematica Apple® -speler aansluiten Sluit een Apple -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Informatie en adviezen ® De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.
Audio en telematica Telefoon Afhankelijk van de uitvoering Niveau 1 1 118 2 3 Niveau 2 4 5 Niveau 3 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Audio en telematica Niveau 1 Telefoon Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Zoeken Naar een aan te sluiten extern apparaat zoeken. Verwijderen Een of meer externe apparaten verwijderen. Bluetooth-verbinding Bluetooth zoeken 1 MirrorLink Toegang tot de functie MirrorLink. CarPlay Toegang tot de functie CarPlay. TEL Telefoon Bluetooth zoeken 2 Een telefoonnummer invoeren. Toetsenbord Alle Telefoon Verzonden De gesprekken bekijken afhankelijk van de keuze voor de presentatie.
Audio en telematica Niveau 1 5 120 Niveau 2
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Telefoon 5 OPTIES ON - OFF Het automatisch in de wachtstand zetten van het actuele gesprek activeren of deactiveren. In wachtstand (Auto) Telefoon OPTIES 5 Contacten sorteren op achternaam Contacten sorteren op voornaam De contacten sorteren op achternaam-voornaam of voornaam-achternaam. Telefoon 5 OPTIES Het volume van de beltoon instellen. Volume beltoon .
Audio en telematica MirrorLinkTM-verbinding voor smartphones 1 122
Audio en telematica Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd. Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de MirrorLinkTM-technologie.
Audio en telematica Niveau 1 124 Niveau 2 Niveau 3
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie. Telefoon MirrorLinkTM Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app. "Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur. "Home": weergeven of terugkeren naar de pagina "Modus auto" van de smartphone. De hoofdpagina van het menu "Telefoon" weergeven. .
Audio en telematica CarPlay® -verbinding voor smartphones 126
Audio en telematica Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden. Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay ® interface weer te geven. Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder. De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Audio en telematica Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact. Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Audio en telematica Automatisch opnieuw verbinding maken Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld). Wijzigen van het verbindingsprofiel: Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Audio en telematica Beheer van telefoonverbindingen Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd. Een gesprek aannemen Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm. Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. 1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Audio en telematica Een contact bellen Laatste nummers bellen Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Of houd de toets Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Of Houd de toets TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt. 4 Instellen van de beltoon 5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen. op het stuurwiel enige tijd ingedrukt. Druk op " Volume beltoon " om het staafdiagram van het volume weer te geven.
Audio en telematica Instellingen Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting Niveau 1 Niveau 2 1 132 2 3 Niveau 3 4
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Instellingen De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen. Equalizer Lichtsterkte 1 Profiel 1 2 Profiel 2 3 Profiel 3 4 Gemeensch.prof. Aanwijzingen Een profiel kiezen. Instellingen Profielen Naam Wijzig de naam van het profiel Profiel resetten Ja/Nee Profiel geactiveerd De profielen configureren. Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren. De instellingen opslaan.
Audio en telematica Afhankelijk van de uitrusting Niveau 1 134 Niveau 2
Audio en telematica Niveau 1 Instellingen Configuratie Niveau 2 Aanwijzingen Systeemconfiguratie Bepaalde parameters van het systeem configureren. Ambiance Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen. Taal De taal van de weergave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen. Schermconfig. Het scherm en/of het instrumentenpaneel configureren. Personalisatie Het instrumentenpaneel configureren voor een gepersonaliseerde weergave.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 5 8 136 6 9 Niveau 3 7 10 11
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Afstand en verbruik 5 Aanwijzingen Temperaturen De weergegeven eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur configureren. Eenheden Instellingen Configuratie Systeemconfiguratie 6 Fabrieksparameters Resetten De fabrieksinstellingen terugzetten. 7 Systeeminfo Raadplegen De versie van de verschillende in het systeem geïnstalleerde modules bekijken. De parameters opslaan.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 12 138 Niveau 3 13 14 15 14 15
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 12 Lichtsterkte Instellingen Configuratie 13 Niveau 3 Animatie Schermconfig. Aanwijzingen De lichtsterkte van het scherm kiezen. Automatische tekstweergave Overgangen met animaties De parameters activeren of deactiveren. De parameters opslaan. Instellingen Personalisatie De op het scherm weer te geven informatie kiezen en selecteren. Bevestigen De keuzes bevestigen. Configuratie Programmering Tijd De tijd instellen. Tijdzone De tijdzone bepalen.
Audio en telematica Configuratie van de profielen Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto. Lichtsterkte instellen Druk op deze toets om het profiel te activeren. Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen. Druk op Lichtsterkte. Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Audio en telematica Instellingen van het systeem wijzigen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op "Configuratie" om de secundaire pagina te openen. Druk op "Configuratie" om de secundaire pagina weer te geven. Druk op " Schermconfig. ". Druk op " Systeemconfiguratie ". 5 6 Druk op " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.
Audio en telematica Tijd instellen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op "Configuratie" om de secundaire pagina weer te geven. Druk op " Datum en tijd ". Datum instellen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de pijl Terug om de instellingen op te slaan. Druk op "Configuratie" om de secundaire pagina weer te geven. Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland). Druk op " Datum en tijd ".
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. Radio VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert.
Audio en telematica Media VRAAG ANTWOORD Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen Het afspelen van de staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave). (ongeveer 2 tot 3 minuten). Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Audio en telematica Telefoon VRAAG Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven. ANTWOORD OPLOSSING Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Audio en telematica Instellingen VRAAG Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. ANTWOORD OPLOSSING De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Audio en telematica Autoradio met Bluetooth® Basisfuncties Stuurkolomschakelaars - Type 1 Stuurkolomschakelaars - Type 2 Menu's Radio Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Media Telefoon Veelgestelde vragen Inhoud 148 149 150 151 152 154 156 161 166 De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Audio en telematica Basisfuncties Indrukken: aan/uit. Draaien: instellen van het geluidsvolume. Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD; Streaming). Lang indrukken: weergave van het menu Telefoon (als de telefoon is verbonden). Instellen van de geluidsweergave: Geluidsverdeling voor/achter; Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars - Type 1 Radio: Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst. Media: Selecteren van de vorige/volgende track Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst. Radio: Kort indrukken: weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: bijwerken van de lijst. Media: Kort indrukken: weergave van de tracklist. Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars - Type 2 Toegang tot het hoofdmenu. Verhogen van het geluidsvolume. Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen. Verlagen van het geluidsvolume. Als de telefoon niet wordt gebruikt: Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio ; USB ; AUX (als er een apparaat is aangesloten) ; CD ; Streaming), bevestigen als het menu " Telefoon" is geopend. Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon".
Audio en telematica Menu's Volgens uitvoering. " Multimedia ": Parameters media, Radio-instellingen. Druk op de toets " MENU ". " Telefoon": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen. Scrollen tussen de menu's. " Boordcomputer ". Toegang tot een menu. "Onderhoud": Diagnose, Logboek waarschuw., .... " Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.
Audio en telematica Radio Selecteren van een zender Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM). RDS Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Audio en telematica Verkeersinformatie (TA) beluisteren De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven.
Audio en telematica Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Afhankelijk van de uitvoering Digitale radio Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept. 1 4 5 2 6 6 1 2 3 154 5 4 3 Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel "bundel" genoemd). Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd. Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.
Audio en telematica Druk op "OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven. (Zendervolgsysteem (RDS), Volgsysteem digitale zender / FM, Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...) Volgsysteem digitale zender DAB/FM "DAB" dekt niet het hele land.
Audio en telematica Media USB-aansluiting Afspeelmethode Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een jackaansluiting. Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen. Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten, moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm IEC 60950-1. Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.
Audio en telematica Selecteren van een track Indelen van bestanden Afspelen van bestanden Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan. Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken. Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven. Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan. Kies per " Map" / "Artiest " / "Genre" / " Playlist "*.
Audio en telematica AUX-aansluiting (AUX-ingang) Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting. Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm IEC 60950-1. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om "AUX " te selecteren. Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af.
Audio en telematica Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om "CD" te selecteren. Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren. Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen. Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven. Bluetooth® streaming audio Apple® -speler aansluiten Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.
Audio en telematica Informatie en adviezen De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af. De CD-speler is ook compatibel met de modus TAG (ID3 tag, WMA TAG). Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld. ".wma"-bestanden moeten van het type WMA 9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Audio en telematica Telefoon Koppelen van een Bluetooth® -telefoon Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Procedure vanaf de telefoon Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten. Procedure vanaf het systeem Druk op de toets MENU.
Audio en telematica Beheer van de verbindingen De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio. De mogelijkheid van het systeem om één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden. Druk op de toets MENU. Selecteer " Verbindingen ". Geeft aan dat een apparaat is verbonden. Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden: 1 voor media of 1 voor telefoon.
Audio en telematica Aannemen van een gesprek Bellen Beëindigen van een gesprek Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm. Via het menu " Telefoon ". Via het menu " Telefoon ". Selecteer " Bellen ". Selecteer "Ophangen". Selecteer " Nummer kiezen ". Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen. Selecteer met de toetsen het tabblad "JA" op het scherm. Bevestig met OK. Of Selecteer " Telefoonboek ".
Audio en telematica Beheer van de gesprekken Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan. Ophangen Selecteer in het contextmenu " Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen. Bevestig met OK. Doorschakelfunctie In het contextmenu: vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten). vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten. Bevestig met OK.
Audio en telematica Telefoonboek Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon. Vanaf bepaalde typen gekoppelde Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio. De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio. VRAAG Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. ANTWOORD Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD De voorkeuzezenders kunnen Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). OPLOSSING Druk op de toets BAND om het golfbereik (FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
Audio en telematica Media VRAAG De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. ANTWOORD Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag. Op het scherm wordt de De USB-stick wordt niet herkend. melding "Storing USBDe USB-stick is mogelijk defect. randapparatuur" weergegeven. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.
Audio en telematica Telefoon VRAAG ANTWOORD Ik heb geen toegang tot mijn voicemail. Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen. Ik kan mijn telefoonboek niet openen. Controleer of uw telefoon compatibel is. OPLOSSING Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen. U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven Geef het systeem toegang tot het telefoonboek voor toegang tot het telefoonboek.
4Dconcept Diadeis Interak 05-16
*16SYSCC070* 16SYSCC070 Néerlandais