Operation Manual

Table Of Contents
169
4
Rijden
C4-Picasso-II_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Inschakelen
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld, daarbij moet de wagensnelheid
tussen 30 km/h en 180 km/h liggen.
Bij auto's met een automatische transmissie
moet de stand D of M zijn geselecteerd.
Zo niet, dan wordt de laatst gebruikte instelling
geactiveerd bij het inschakelen van de functie.
Bij het afzetten van het contact worden alle
geprogrammeerde snelheden gewist.
Als de snelheidsregelaar in gebruik is,
is het Stop & Start-systeem automatisch
uitgeschakeld.
Pause
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
kan worden uitgevoerd:
- door bediening door de bestuurder:
● van de toets 4,
● van het rempedaal,
● van de hendel van de elektrische
parkeerrem,
● bij het vanuit de stand D in de stand N
zetten van de automatische transmissie.
- automatisch, wanneer om
veiligheidsredenen het ESC-systeem wordt
geactiveerd.
Nadat het systeem de auto door bediening
van het remsysteem volledig tot stilstand
heeft gebracht, houdt het systeem de
auto stil; de snelheidsregelaar wordt
onderbroken (Pause). De bestuurder moet
het gaspedaal intrappen om weer verder
te rijden en vervolgens de functie weer
activeren door bij een wagensnelheid van
ten minste 30 km/h op de toets 2, 3 of 4 te
drukken.
Als de bestuurder nadat de auto
tot stilstand is gekomen geen actie
onderneemt, wordt na enkele minuten
automatisch de elektrische parkeerrem
aangetrokken.
F Draai bij aangezet contact de rolknop 1 in
de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (grijs).
F Druk tijdens het rijden op een van de
toetsen 2 of 3: de actuele snelheid van uw
auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (groen).
De afstand tot de voorligger is standaard
ingesteld op "Normaal" (2 streepjes).