Operation Manual
Table Of Contents
- Welkom
- Inhoudsopgave
- Overzicht
- Eco-rijden
- Instrumentenpaneel
- Toegang tot de auto
- Ergonomie en comfort
- Voorstoelen
- Achterstoelen
- Opstelling van de stoelen
- Stuurwielverstelling
- Ventilatie
- Verwarming
- Handbediende airconditioning met gescheiden regeling
- Automatische airconditioning met gescheiden regeling
- Ontwasemen - Ontdooien vóór
- Ontwaseming - Ontdooiing achterruit
- Parfumeur
- Indeling interieur
- Multimedia achter
- Plafonniers
- Sfeerverlichting
- Rijden
- Rijadviezen
- Starten - afzetten van de motor met de elektronische sleutel
- Starten - afzetten van de motor met keyless entry and start
- Elektrische parkeerrem
- Hill Start Assist
- Handgeschakelde 5-versnellingsbak
- Handgeschakelde 6-versnellingsbak
- Automatische transmissie
- Opschakelindicator
- Stop & Start
- Snelheden opslaan
- Snelheidslimietherkenning
- Snelheidsbegrenzer
- Snelheidsregelaar
- Adaptieve snelheidsregelaar
- Adaptieve snelheidsregelaar met Stop-functie
- Waarschuwing kans op aanrijding
- Lane Keeping System (LKS)
- Dodehoekbewaking
- Detectie verslapping aandacht
- Parkeerhulp
- Achteruitrijcamera
- 360°-camera
- Park Assist
- Bandenspanningscontrolesysteem
- Verlichting en zicht
- Veiligheid
- Praktische informatie
- Storingen verhelpen
- Technische gegevens
- Audio en datacommunicatie
- Trefwoordenregister
- Storingen verhelpen
- INSTRUCTIEBOEKJE AUDIO- EN TELEMATICASYSTEEM
- CITROËN Connect Radio
213
5
Verlichting en zicht
C4-Picasso-II_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
- als het zicht slecht is (bij sneeuwval,
zware regenval of dichte mist, ...),
- als het gedeelte van de voorruit
voor de camera vuil, beslagen of
bedekt is (bijvoorbeeld met een
sticker),
- als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem signaleert geen:
- weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
- weggebruikers van wie de
verlichting wordt afgeschermd
(bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg),
- weggebruikers die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Uitschakelen
F Selecteer in het menu Rijden het tabblad
"Rijhulpsystemen" en vervolgens
" Automatisch uitschakelen van het
grootlicht ". Het verlichtingssysteem wordt
overgeschakeld op de stand "automatische
verlichting".
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Afhankelijk van de situatie
gaan deze verklikkerlampjes
branden.
Inschakelen
F Zet de ring van de
lichtschakelaar in de stand
"AUTO".
F Selecteer in het menu Rijden het tabblad
"Rijhulpsystemen" en vervolgens
" Automatisch uitschakelen van het grootlicht ".
Werking
- de dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan
deze verklikkerlampje
branden.
F Geef een lichtsignaal
(door de schakelaar
voorbij het zware punt te
bewegen) om de functie
te activeren.
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem
als volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat:
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
- het grootlicht wordt
automatisch ingeschakeld:
op het instrumentenpaneel
gaan deze
verklikkerlampje branden.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F Geef nogmaals een
lichtsignaal om de
werking van de functie
te onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand
"automatische verlichting":
- als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
- als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.