Operation Manual

Dit bedieningselement kan op twee manieren worden bediend. Ofwel door de hendel
van de schuifbalk naar een nieuwe positie te verschuiven, of door op de schuifbalk te
tikken op de plaats waar de hendel moet komen te staan (de schuifgeleider schiet
meteen naar de aangetikte plaats). Net zoals bij de keuzelijsten moet u uw keuze
niet bevestigen. Van zodra u het scherm verlaat, wordt de gekozen waarde van
kracht.
op de
horizontale lijn de naam van de functie vermeld en niet de huidige status. Links
ervan bevindt zich een lampje waaraan te zien is of de functie actief is of niet.
3.2.4 Vinkjes
Wanneer een functie slechts twee waarden kan aannemen (meestal Aan en Uit),
wordt een aanvinkvakje gebruikt In tegenstelling tot keuzelijsten wordt hier
Als het lampje uit is
, dan is de functie niet geselecteerd. Als het brandt , is de
functie ingeschakeld. De hele zone werkt als een toets. Raak de zone aan om te
wisselen tussen de status ingeschakeld en de status uitgeschakeld.
) voor
bepaalde soorten voertuigen niet veranderd worden. Wordt een voertuig van dit type
gekozen dan staat niet alleen het lampje maar de hele streep uit en is inactief.
3.2.5 Speciale schakelopties
Sommige schakelaars functioneren op een andere manier. In plaats van dat ze niet
branden indien ze niet zijn geselecteerd zijn ze rood en doorgekruist (), dit om te
benadrukken dat de aanwending van de functie verboden is. Bovendien kunnen de
schakelopties voor de wegtypes (die opgenomen of uitgesloten moeten worden bij
het plannen van een route) in het scherm voor de Routeparameters (Pagina 74
U kunt deze knoppen op dezelfde manier als de schakelaars gebruiken. Klik op welk
deel dan ook om ze te activeren of te deactiveren.
De schakelopties in het Snelmenu (Pagina 45) werken als normale schakelopties,
maar ze zien er anders uit zodat ze bij de andere menutoetsen passen.
3.2.6 Schakelopties in het Snelmenu
13