Operation Manual
Fig. 1. Aansluitschema.
Figuur 1: 1 – Boiler, 2 – Warmwater-verbindingsbuis, 3 – Koudwater-verbindingsbuis, 4 – Aftapventiel,
5 – Veiligheidsklep, 6 – Afvoerkanaal naar het riool, 7 – Fittingen en verbindingsstukken, 8 – Ventiel
afsluiten tijdens het gebruik van de boiler, 9 – Koudwater-toevoerleiding, 10 – Warmwater-toevoerleiding,
11 – Afsluitklep koudwater, 12 – Afsluitklep warmwater, 13 – Beschermingsdeksel, 14 – Uitlaatbuis
veiligheidsklep, 15 – Draaiknop voor openen van de veiligheidsklep, 16 – Bedieningspaneel, 17 – Aftapbuis.
Na het aansluiten draait u open: de koudwaterkraan (waardoor koud water naar de boiler wordt
geleverd, Fig. 1 pos. 11), de aftapkraan (hoofdkraan, waardoor het verwarmde water uit de boiler naar buiten
loopt, Fig. 1 pos. 12) en de warmwaterkraan aan de menginrichting, om de resterende lucht te laten
ontsnappen. Zodra de boiler volledig gevuld is, komt er water uit de mengkraan te lopen met een
ononderbroken straal. Sluit vervolgens het water af door de mengkraan dicht te doen.
Indien het apparaat moet worden geïnstalleerd op een plaats waar er geen waterleidingssysteem is, dan is
het toegestaan om het water naar de boiler te leveren uit een extra reservoir met behulp van een pump, ofwel uit
een speciaal aangepaste tank die minstens 5 m hoog dient te liggen over het bovenste punt van de boiler.
Opmerking: Voor het gemak van onderhoud van de boiler tijdens het werken is het aanbevolen om
een aflaatventiel (Fig. 1, pos. 4) te installeren, zoals in Figuur 1 is te zien (dit geldt voor modellen die geen
aftapbuis (niet meegeleverd) hebben.
Als de werkdruk in het waterleidingssysteem hoger is dan 0,6 Mpa, dan moet u aan de ingang vóór de
veiligheidsklep een passend drukreduceerventiel inbouwen (niet meegeleverd met de boiler).
6.3. Elektrische aansluiting.
Zorg ervoor dat het apparaat met water is gevuld, voordat u het inschakelt en in werking stelt.
De waterverwarmer wordt met een standaard elektriciteitssnoer met stekker geleverd, alsmede
(optioneel) met een beveiligingsschakelaar.
Uw stopcontact dient te hebben een aardingsklem met een aardleiding, en zich op een tegen vocht
beschermde plaats te bevinden.
Zowel het stopcontact alsook de daarbij horende leiding moet minimaal voor een nominaal vermogen
geschikt zijn van 2000 W.
Steek de stekker in het stopcontact en druk vervolgens op de knop “Reset” aan de
beveiligingsschakelaar (indien de kabel is daarmee uitgerust).
7. CONTROLE EN ONDERHOUD
7.1. Elektronisch bedieningspaneel voor serie “IF” (Fig. 2).