2580758 NL 1502 MONTAGE HANDLEIDING Adiabatisch luchtbevochtigingssysteem Condair DL Humidification and Evaporative Cooling
Hartelijk bedankt dat u Condair heeft gekozen Installatiedatum (DD/MM/YYYY): Inbedrijfstellingsdatum (DD/MM/YYYY): Locatie: Model: Serienummer: Producent Condair Ltd. Talstrasse 35-37, CH-8808 Pfäffikon Ph. +41 55 416 61 11, Fax +41 55 416 62 62 info@condair.com, www.condair.com Eigendomsrechten Dit document en de informatie daarin zijn eigendom van Condair AG.
Inhoud 1 1.1 1.2 Introductie Helemaal in het begin! Aanwijzingen over de montage-handleiding 4 4 4 2 Voor uw veiligheid 6 3 3.1 3.2 3.3 Belangrijke instructies voor de installatie Levering Opslag/Transport/Verpakking Benaming van het model van het apparaat 8 8 8 9 4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.3.1 4.6.3.2 4.6.4 4.6.4.1 4.6.4.2 4.6.
1 Introductie 1.1 Helemaal in het begin! Hartelijk bedankt dat u het adiabatische luchtbevochtigingssysteem Condair DL heeft gekozen. Het luchtbevochtigingssysteem Condair DL is volgens de huidige stand der techniek en volgens erkende veiligheidstechnische regels geconstrueerd. Evengoed kunnen bij onvakkundig gebruik van het luchtbevochtigingssysteem Condair DL gevaren voor de gebruiker en/of derden ontstaan en/of materiaal worden beschadigd.
Gebruikte symbolen in deze handleiding OPGELET! Het signaalwoord “OPGELET” samen met het gevarensymbool in de cirkel duiden op instructies in deze documentatie die bij niet-navolging een beschadiging en/of een foute functie van het apparaat of ander materiaal tot gevolg kunnen hebben. WAARSCHUWING! Het signaalwoord “WAARSCHUWING” samen met het algemene gevarensymbool duiden op gevaren en veiligheidsinstructies in deze documentatie die bij niet-navolging verwondingen tot gevolg kunnen hebben.
2 Voor uw veiligheid Algemeen Iedere persoon die werkzaamheden aan het luchtbevochtigingssysteem Condair DL uitvoert, moet de montagehandleiding en de gebruiksaanwijzing van de Condair DL vóór begin met de werkzaamheden aan het systeem gelezen en begrepen hebben. Kennis van de inhoud van de montagehandleiding en de gebruiksaanwijzing is voorwaarde om het personeel te beschermen tegen gevaren, het voorkomen van incorrect installeren en zo het systeem veilig en vakkundig te laten functioneren.
Voorkomen van gevaarlijke bedrijfssituaties Alle personen die aan het luchtbevochtigingssysteem Condair DL werken zijn verplicht om veranderingen aan het systeem die de veiligheid beïnvloeden, direct aan de verantwoordelijke persoon van het management te melden en het luchtbevochtigingssysteem Condair DL tegen onbedoeld inschakelen te beveiligen.
3 Belangrijke instructies voor de installatie 3.1 Levering Na ontvangst van de levering: 3.2 – Controleer de verpakking op beschadiging. Eventuele beschadigingen moeten direct worden gemeld aan de transportonderneming. – Controleer aan de hand van de pakbon of alle componenten werden meegeleverd. Ontbrekende componenten moeten binnen 48 uur aan uw Condair-partner worden gemeld. Condair is niet aansprakelijk voor ontbrekend materiaal dat na dit termijn wordt gemeld.
3.3 Benaming van het model van het apparaat De benaming van het product en ook de belangrijkste gegevens vindt u op het typeplaatje dat is aangebracht aan de rechterkant van de besturingsunit. Informatie over het typeplaatje en over de typecode vindt u in de gebruiksaanwijzing van Condair DL.
4 Installatie 4.1 Overzicht installatie Vochtsensor / Vochtregelaar ** Luchtrichting 1 .3 min Naverdamper m 2 Verstuiversysteem Besturingsunit Netschakelaar 3 6 Centrale unit ** taak van de klant Testkraan ** Waterfilter ** Afsluitventiel ** Toevoer demi-water Afvoerslang 5 Open afvoertrechter met sifon ** 1 - Naverdamper monteren --> zie hoofdstuk “4.2 Bevochtigings-unit monteren” 2 - Verstuiversysteem monteren --> zie hoofdstuk “4.
4.2 Bevochtigings-unit monteren 4.2.1 Bevochtigings-unit plaatsen Normaal gesproken wordt het functioneren van het luchtkanaal/monoblok en het plaatsen van de bevochtigings-unit van het luchtbevochtigingssysteem Condair DL in het luchtkanaal bij de constructie van het systeem gedefinieerd en in de documentatie beschreven.
– Voor de montage en voor controle- en onderhoudsdoeleinden adviseren wij in het luchtkanaal/monoblok een extra inspectie-opening achter de naverdamper aan te brengen. – In het gedeelte van het kanaal waarin de bevochtigings-unit wordt geïnstalleerd, moet een reservoir met afschot met steeds één waterafvoer voor en na de naverdampingsunit (reservoir uit een stuk) of met steeds één waterafvoer voor de scheiding alsook voor en na de naverdampingsunit (opgedeeld reservoir) aanwezig zijn.
De naverdamper installeren 1. Posities van de bevestigingselementen in het kanaal/monoblok markeren: • De posities van de bovenste bevestigingsgaten (of gelaste bouten) voor de bevestiging van de zijwaartse draagprofielen van de naverdamper “A” en het verstuiversysteem “C” en de bevestigingsprofielen voor de zijwaartse afdichtplaten “B” markeren met behulp van het bijgevoegde boor-sjabloon aan beide kanaalwanden.
2. Zijwaartse draagprofielen aan beide kanaalzijden monteren: • De twee zijwaartse draagprofielen met de met “TOP” gemarkeerde draagbeugel boven op precies dezelfde afstand tot het kanaalplafond (beoogde afmeting ”a”: 65 mm, toelaatbaar bereik: 0...90 mm) en op afstand “b” van 100 mm tot de scheiding van het monoblok richten en met een boorschroef 6.3 x 25 mm boven het bovenste bevestigingsgat aan de kanaalwand bevestigen (schroef niet te vast aandraaien).
3. Bevestigingsprofielen voor de bovenste afdichtplaten monteren: • Als dit nog niet in stap 1 is gebeurd, de buitenste bevestigingsgaten voor de twee bevestigingsprofielen links en rechts met behulp van het 90° omgebogen boor-sjabloon aan beide kanten aan kanaalplafond markeren. • De twee bevestigingsprofielen ieder met een boorschroef 6.3 x 25 mm voorlopig bevestigen op de gemarkeerde positie aan het kanaalplafond.
4. Bevestigingsprofielen voor de zijwaartse afdichtplaten monteren: • Als dit nog niet in stap 1 met het boorsjabloon is gebeurd, de positie van de bevestigingsprofielen markeren op alle twee kanaalzijden. Afstand van de bevestigingsprofielen tot het draagprofiel van de naverdampingsunit 275 mm. • De bevestigingsprofielen voor de zijwaartse afdichtplaten aan de kanaalwand in een afstand van 275 mm tot de draagprofielen van de naverdampingsunit en in een rechte hoek t.o.v.
5. Dwarsdrager monteren: Opmerking: Deze stap moet alleen bij ventilatiekanalen met een breedte van >1650 mm worden uitgevoerd. • Bij ventilatiekanalen met een breedte van >2000 mm worden de dwarsdragers in meerdere profielgedeeltes geleverd en moeten ter plaatse worden vastgeschroefd, daarvoor: De schroefverbindingen aan de profieloverlappingen losmaken en verwijderen. Profielgedeeltes samenstellen en met de eerder verwijderde schroeven M6 x 16 mm en moeren verbinden.
6. Verticale steun(en) monteren: Opmerking: Deze stap moet alleen bij ventilatiekanalen met een breedte van >1650 mm worden uitgevoerd. • Bij ventilatiekanalen met een hoogte van >2000 mm worden de verticale steunen in meerdere profielgedeeltes geleverd en moeten ter plaatse worden vastgeschroefd, daarvoor: De schroefverbindingen aan de profieloverlappingen losmaken en verwijderen. Profielen samenstellen en met de eerder verwijderde schroeven M6 x 16 mm en moeren verbinden.
• Horizontale positie(s) van de verticale steun(en) markeren op de dwarsdragers (bij 1 steun in het midden, bij meerdere verticale steunen gelijkmatig over de breedte verdeeld). Vervolgens de verticale steun(en) met het hoekijzer boven aan de voorkant (in de richting van de stroming) aan de dwarsdragers schuiven, tot het uiterste toe naar boven schuiven en elk met vier schroeven M6 x 16 mm en moeren bevestigen aan de dwarsdragers. Schroeven niet te vast aandraaien.
7. Zijwaartse afdichtplaten monteren: • Begin beneden en schuif de licht afgebogen oppervlakte van de afdichtplaat tot het uiterste toe achter de bevestigingsprofielen. De daarboven liggende plaat tegen de stromingsrichting boven de steeds daaronder liggende afdichtplaat schuiven. Na het inschuiven de boorschroeven aan de betreffende profielen licht vastdraaien zodat de afdichtplaten niet meer naar beneden glijden maar nog wel kunnen worden verschoven.
8. Keramische steunprofielen in de draagbeugel leggen: • Keramische steunprofielen in de onderste rij van de draagbeugels leggen. Let erop dat de steunprofielen zo in de draagbeugels worden gelegd dat de klinknagels aan beide kanten van de steunprofielen zich aan de buitenkant van de draagbeugels bevinden. Klinknagel Klinknagel Klinknagel Afb.
9. Rubber voor afdichten van het reservoir monteren: • Rubber voor het afdichten van het reservoir, zoals hieronder in de afbeelding weergegeven, met de klemmen aan de keramische steunprofielen bevestigen (het lange deel van de klem is aan de kant van het rubber). Afdichtrubber aan beide kanaalzijden passend snijden. Afdichtrubber moet zijwaarts correct aan de reservoirrand en aan de zijwaartse afdichtplaten aansluiten. Indien nodig ook de hoogte van het rubber passend snijden. Afb.
10. Keramische draagprofielen in de draagbeugel leggen: • Keramische draagprofielen in de draagbeugels leggen. Let erop dat de draagprofielen zo in de draagbeugels worden gelegd dat de klinknagels aan beide kanten van de draagprofielen zich aan de buitenkant van de draagbeugels bevinden. Klinknagel Klinknagel Klinknagel Afb.
11. Keramische platen plaatsen: • Begin in de stroomrichting links de onderste rij keramische platen voorzichtig op de keramische draagprofielen te leggen en de hele rij voorzichtig zijwaarts op het midden van het kanaal richten. Belangrijk: Let erop dat de buitenste linker en de buitenste rechter plaat dezelfde afstand tot de kanaalwand hebben en dat de keramische platen correct aansluitend naast elkaar liggen.
12. Bovenste afdichtplaat monteren: • Begin aan een kant de bovenste afdichtplaten zo ver onder de bevestigingsprofielen aan het kanaalplafond te schuiven tot de afdichtplaten aansluiten aan de bovenste keramische platen. • Schuif de uiterst linkse en de uiterst rechtse afdichtplaat voorzichtig tot het uiterste aan de betreffende zijwaartse afdichtplaat zonder deze weg te drukken. Belangrijk: Let erop dat de overlappingen van de bovenste afdichtplaten gelijkmatig zijn verdeeld. Afb.
4.2.3 Het verstuiversysteem installeren 1. Zijwaartse draagprofielen monteren: • De twee zijwaartse draagprofielen met de met “TOP” gemarkeerde draagbeugel boven op precies dezelfde afstand tot het kanaalplafond (beoogde afmeting ”a”: 65 mm, toelaatbaar bereik: 0...90 mm) en op afstand “d” van 740 mm +0/-200 mm tot de draagprofielen van de naverdamper richten en met een boorschroef 6.3 x 25 mm boven het bovenste bevestigingsgat aan de kanaalwand bevestigen (schroef niet te vast aandraaien).
2. Dwarsdrager monteren: Opmerking: Deze stap moet alleen bij systemen met twee roosters in de breedte worden uitgevoerd. • Bij ventilatiekanalen met een breedte van >2000 mm worden de dwarsdragers in meerdere profielgedeeltes geleverd en moeten ter plaatse worden vastgeschroefd, daarvoor: De schroefverbindingen aan de profieloverlappingen losmaken en verwijderen. Profielgedeeltes samenstellen en met de eerder verwijderde schroeven M6 x 16 mm en moeren verbinden.
3. Verticale steun(en) monteren: Opmerking: Deze stap moet alleen bij ventilatiekanalen met een breedte van >2000 mm worden uitgevoerd. • Horizontale positie(s) van de verticale steun(en) op de dwarsdragers markeren. Vervolgens de verticale steun(en) op dezelfde afstand tot het kanaalplafond als de zijwaartse draagprofielen aan de achterkant (in stroomrichting) aan de dwarsdrager(s) schuiven en elk met vier schroeven M6 x 16 mm en moeren bevestigen aan de dwarsdragers. Schroeven niet te vast aandraaien.
4. Rooster ophangen: • Rooster in de draagbeugel hangen en tot het uiterste naar beneden drukken. Stap voor eventuele andere roosters herhalen. Afb.
5. Gaten in de wand: De gaten met ø19 mm op de gewenste positie (as-afstand min. 55 mm) in de kanaalwand boren en boorgaten gladmaken. Belangrijk: De gaten moeten absoluut dieper liggen dan de onderste slangaansluiting aan de/ het rooster/s. • Gaten in de wand met dichting van binnenuit door de boorgaten schuiven en steeds met twee boorschroeven 6.3 x 25 mm bevestigen aan de kanaalwand. • Schroefverbindingen (binnen en buiten) in de gaten in de wand schroeven en met de hand vastdraaien.
6. Sproeileidingen verbinden en in de gaten in de wand aansluiten: • De sproeileidingen van ieder rooster (als er meerdere zijn) met elkaar verbinden (steeds alleen sproeileidingen met dezelfde kleur met elkaar verbinden). • Sproeileidingen aansluiten aan de betreffende gaten in de wand. Sproeileiding 4 (groen) Sproeileiding 3 (geel) Sproeileiding 2 (blauw) Sproeileiding 1 (rood) Afb.
4.3 De centrale unit plaatsen en monteren De centrale unit plaatsen – De centrale unit is voor montage aan de wand in beschutte ruimtes binnen ontworpen. Let erop dat de constructie (kanaalwand, pijler enz.) aan de centrale unit moet worden gemonteerd, over voldoende draagkracht en stabiliteit beschikt en voor de bevestiging geschikt is. OPGELET! De centrale unit niet aan vibrerende onderdelen, niet aan geëxponeerde posities monteren of op plaatsen met overmatig veel stof.
0 16 ) 3" (6. 90 ") 3.5 ( 0 50 ") .7 0 (19 16 ) " 3 . (6 90 5") (3. 112.5 (4.4") De centrale unit monteren Centrale unit Gewicht: ca. 50 kg Toelaatbare omstandigheden van de omgeving – Omgevingstemperatuur: 5 ... 40 °C – Vochtigheid in de omgeving: max. 80 %rF, niet condenserend – IP-Beschermingsklasse IP22 A A A 550 (21.7") 0 40 ") n. mi . 15.7 in (m 800 (31.5") B A A A 0 40 ") n. mi . 15.7 in (m m (m in. 60 in. 23 0 .6" ) Afb.
4.4 De besturingsunit plaatsen en monteren De besturingsunit plaatsen – De besturingsunit is voor montage aan de wand in beschutte ruimtes binnen ontworpen en kan direct aan de kanaalwand worden gemonteerd. Let erop dat de constructie (kanaalwand, pijler enz.) waaraan de besturingsunit moet worden gemonteerd over voldoende draagkracht en stabiliteit beschikt en voor de bevestiging geschikt is.
De besturingsunit monteren Netschakelaar .5 52 ") 1 (2. 0 21 ") 3 (8. A 00 10 ) x. .4" ma x. 39 a (m A 300 (11.8") .5 52 ") 1 (2. 64.5 (2.5") 5 31 ") .4 (12 De netschakelaar (bijgevoegd) moet in de directe omgeving van de besturingsunit (max. 1 m afstand) en makkelijk toegankelijk op een hoogte tussen 0,6 m en 1,9 m (aanbeveling: 1,7 m) worden gemonteerd. B 450 (17.7") A A 0 20 ) " n. mi . 7.9 n i (m B 0 20 ) " n. mi . 7.9 in (m mi (m n. 60 in. 0 23 .6" ) Besturingsunit Gewicht: ca.
4.5 Waterinstallatie 4.5.1 Overzicht waterinstallatie Centrale unit Aansluitingen sproeileiding kanaal Sproeisysteemleidingen (met afschot (min.
4.5.2 Instructies voor de waterinstallatie Algemene instructies over de geleiding van de slang – Alle slangen van de sproeileidingen moeten met de meegeleverde zwarte kunststofslangen ø10/8 mm en ø12/10 mm worden verbonden. Andere slangen (behalve de door uw Condair-partner geleverde slangen) mogen vanwege de hygiëne niet worden gebruikt. OPGELET! Demi-water is agressief. Gebruik in het complete watersysteem uitsluitend demi-water bestendige componenten (geen koperen leidingen gebruiken).
– Bedraagt de lengte van de leiding tussen waterzuiveringsinstallatie en centrale unit meer dan 20 m, dan moet de toevoerleiding door de klant van een geschikte drukdemper (overstroomventiel, membraan-drukcompensatietank o.i.d.) worden voorzien. Verder moet de watertoevoerleiding correct zijn vastgezet volgens de voorschriften. – Het demi-water moet aan de volgende eisen voldoen: – Demi-water uit een omgekeerd osmosesysteem – Richtwaarde van de watertoevoer: 0.5 ... 15.
4.6 Elektrische installatie 4.6.1 Instructies voor de elektrische installatie GEVAAR! Elektrische schok De besturingsunit van het adiabatische luchtbevochtigingssysteem Condair DL werkt op netspanning. Is de besturingsunit geopend, dan kunnen onderdelen die onder stroom staan worden aangeraakt. Het aanraken van onderdelen onder stroom kan tot ernstige verwondingen of zelfs tot de dood leiden.
F3 1 2 3 PS4 Y3 PS5 Y4 PS2 P< Y1 S1 Y10 F2 (630 mAT) Centrale unit B5 B6 B7 Geen externe spanning met K1 aanleggen! K1 X1 X2 X3 X17 B1 X12 X18 T1 X11 X10 X19 X4 X20 F1 (6.3 AT) X9 X8 Y5 Y6 Y7 Y8 Y9 X5 X6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Error Service Running Unit On Afb.
L1 L2 L3 PE M 3~ CH1 X3 X19 CH2 Ag+ JP/TR X15.2 X15.1 X14 X17 X2 X1 JP5: 10V JP4: 24V X13 B1 CH3 Centrale unit MC Z X16 T1 grün gelb F1 (6.
4.6.3.2 Aansluitingswerkzaamheden centrale unit - besturingsunit Aansluiting van de motorkabel (MC) aan de motor van de boosterpomp (alleen type A) De motorkabel is in de fabriek aangesloten aan de frequentie-omzetter (U1) in de besturingsunit. Ter plaatse moet de motorkabel door de kabelwartel (boven links) naar de centrale unit worden geleid en volgens het schema aan de motor van de boosterpomp worden aangesloten.
X5 X4 X3 Y3 Y4 Y11 24V P Y2 Y1 Y10 Y9 Y8 Y7 Y6 Y5 GND 24V P 24V P 24V SCA 24V SCB X4 X3 Y1 blau Y10 pink Y9 grau Y8 gelb Y7 grün Y6 braun Y5 weiss Y4 weiss/ pink Y3 grau/ braun X5 Y3 rot Y4 schwarz 24VP purpur (Res.
X18 X17 Cnd W1 Cnd W2 Tmp W1 Tmp W2 GND grün gelb B1 weiss braun GND GND GND 24V 1 24V 2 24V 3 X2 T1 AG+ AG– Aansluiting kabelwartel “Zilverionisatie” en “Lf-meting” (CH3) De kabelwartel moet via de rechthoekige kabelinvoerrichel in de besturingsunit worden geleid.
4.6.4 Externe elektrische aansluitingen 4.6.4.1 Aansluitschema externe aansluitingen X10 X11 24V E LVL DP 24V E CS1 24V E LEAK 24V E GND 24V P ERR FQ EN FQ1 EN FQ2 GND FQ+ GND PS4 PS5 24V P 5V P X12 F2 (630 mAT) T1 X20 B1 X6 S1 AG+ AG– 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 X19 X4 X5 X17 Cnd W1 Cnd W2 Tmp W1 Tmp W2 GND X18 Error Service Running Unit On X13 F1 (6.
4.6.4.2 Aansluitingswerkzaamheden externe aansluitingen Aansluiting externe veiligheidsketen X1 SC1 SC2 J3 Besturingsunit Geen externe spanning met K1 aanleggen! De spanningsvrije contacten van extern bewakingsapparatuur (bijv. vergrendeling ventilator B5, veiligheidshygrostaat B6, debietschakelaar B7 enz.) worden volgens het schema in serie (veiligheidsketen K1) aan de klemmen “SC1” en “SC2” de klemlijst “X1” aangesloten op de driverprint.
Aansluiting externe vrijgave Het stroomloze contact van een externe vrijgave wordt volgens het schema aangesloten aan de klemmen “24V” en ”Enable” van de klemlijst “X16”. De aansluitkabel moet via de rechthoekige kabelinvoerrichel of via een vrije kabelwartel in de besturingsunit worden geleid. 24/10V TMP HUM GND 24V E Enable X16 J1 OPGELET! Geen externe spanning via de externe vrijgave op de aansluitklemmen leiden.
Aansluiting stroomverzorging De aansluiting aan de stroomverzorging (L1, N en 2xPE) moet gebeuren volgens het elektroschema aan de klemmen XE1. De litzen van fase “L1”, van de neutrale leiding “N” en een van de aardingsleidingen “PE” moeten twee keer door de boorgaten van de bijgevoegde ferritkern “SF” worden geleid.
Aantekeningen
Aantekeningen
ADVIES, VERKOOP EN SERVICE: Nederland: Condair B.V. Gyroscoopweg 21, 1042 AC, Amsterdam Tel: +31 (0)20 705 8200 info@condair.nl - www.condair.nl België: Condair N.V. De Vunt 13 bus 5, 3220 Holsbeek Tel: +32 (0)225 71003 info@condair.be - www.condair.be Condair Ltd. Talstrasse 35-37, CH-8808 Pfäffikon Ph. +41 55 416 61 11, Fax +41 55 416 62 62 info@condair.com, www.condair.